Marineblad

Uit de iir,WlMÉMl WÊM

3)e m%d&diq>hmq> mvi l/ledeïlcmd&ek Qo!)i~Jmdië

Uit Nieuw Nederland van Aug. 1939.

Over de verdediging van Indië wordt in toenemende mate gesproken. Over de doelstelling van de Indische weermacht is reeds lang gesproken. En telkens hoorde men een ander geluid. Want niet de verdediging van Indië was de doelstelling der weermacht. Deze zoogenaamde doelstelling was een steeds zuiniger aanzien verkrijgende poging om te geraken tot een zoodanige omschrijving van de Indische defensietaak, als noodig was om de verwaarloozing en achterstand zoo goed mogelijk te verbergen.

Zoo werden b.v. in 1927 gepubliceerd de z.g. „Regeeringsgrondslagen voor de defensie van Ned.-Indië". Daarbij werd het doel van de Indische weermacht in twee deelen gesplitst, a. en b., waarvan a. geheel buiten het begrip defensie stond en b. er ook weinig mee te maken had. De omschrijving van het deel a. luidde:

„Handhaving van het Nederlandsch gezag in den Archipel tegen onrust of verzet binnen de grenzen, verzekering van rust en orde", terwijl onder b. gezegd werd: ..Vervulling van den militairen plicht als lid van de Volkengemeenschap tegenover andere volken".

Over het deel b. behoef ik niet uit te weiden, dat is afgedaan.

Wat de taak onder a. aangaat, deze wordt alleen vervuld door groepjes infanterie (zonder mitrailleurs) en is strikt genomen van zuiver politiek politioneelen aard. Het gaat om de handhaving van ons bestuursgezag over weinig of nog minder ontwikkelde volksstammen van zeer uiteenloopenden aard, verspreid over vele ver van elkaar gelegen, meest door de zee gescheiden gebieden, die — nadat zij sedert de z.g. Van Heutz-periode de kracht van het gouvernement tegenover hen hebben leeren kennen (en ik durf er bij zeggen: leeren waardeeren) —, zich meest als rustige landbouwers gedragen en blij zijn, dat er orde en veiligheid van bezit heerschen. In vele streken van den Archipel is zelfs geen infanterie daarvoor noodig, doch kan volstaan worden met een surrogaat, gevonden in de z.g. Gewapende Politie, bewapend met oudere geweren en van een gehalte, dat varieert naar gelang de plaatselijke aanvoerders er meer of minder van weten te maken. Dus met de defensie in eigenlijken zin heeft dat al weinig te maken. Het eenige belangrijke, dat er uit voortvloeit is de onbillijkheid der kosten. Het is alles zuiver een zaak van Binnenlandsch Bestuur. Maar waar infanterie-afdeelingen gebezigd worden of infanterle-officieren het bestuur voeren, drukken de kosten de legerbegrooting. En zoo komen er op de defensie-uitgaven posten voor, die daar niet thuis behooren, dus de aandacht afleiden en een verkeerd licht werpen °P wat men aan defensie ten koste legt.

Dat in bepaalde gebiedsdeelen geen behoefte bestaat aan legerafdeelingen (infanterie) voor de handhaving van het bestuursgezag, en dat men het daar af kan met de Gewapende Politie, bewijst natuurlijk volstrekt niet, dat dit in andere streken eveneens het geval kan zijn. En zoo is er voor de buitengewesten (d.w.z. voor alle eilanden behalve Java en Madoera) een zekere hoeveelheid infanterie noodig.

Dat er ook Marechaussée-afdeelingen zijn, heeft in ons verband geen beteekenis. In de Van Heutz-periode vormden de Marechaussee lichte, bewegelijke infanterieafdeelingen (dus heel iets anders dan de Marechaussee in Nederland) gerecruteerd

1169