Marineblad

In dit laatste ligt natuurlijk een belangrijk argument voor het volwaardige Nederlandsche slagschip. En toch gelooven wij, dat een Nederlandsch slagschip-eskader niet voldoende rendabel zal zijn. Want ongetwijfeld zullen wij-zelf dan ook tot toepassing van het ,,fleet-in-being"-beginsel over moeten gaan en tegenover de winst aan preventieve waarde onzer zeemacht zal zeer zeker staan een aanzienlijke beperking der practische mogelijkheden tot krachtige offensieve operaties.

Voor onze marinepolitiek lijkt het vooropstellen van dezen laatsten eisch het belangrijkste. Wanneer wij dit doen, komen wij, zooals straks zal blijken, toch ook tot een vloot met zoo groote gevechtswaarde, dat slechts de vijandelijke slagschepen over voldoende stootkracht beschikken om deze vloot te neutraliseeren.

En dan moet men niet verzuimen zich te realiseeren, dat Nederland in de onderzeeboot een machtig wapen bezit tegen vijandelijke slagschepen, welke de tegenstander tegen ons mocht willen inzetten. De recente torpedeering van het Engelsche slagschip „Royal Oak" is een duidelijke demonstratie, hoe onaangenaam het ook voor Japan kan zijn, gedwongen te worden zijn slagvloot in te zetten op plaatsen, waar goed-opgezette onderzeeboot-aanvallen verwacht kunnen worden.

Het is noodig dit eens nadrukkelijk te constateeren. Toen wij niet lang geleden elders in een publicatie betoogden, dat onze onderzeebootcommandanten maar al te gaarne het inzetten van slagschepen door den vijand zouden zien, meende een dagbladredacteur dit een belachelijke stelling te moeten noemen, welke men toch moeilijk als ernstige basis voor een vlootplan kon aanvaarden.

Ook in de marine zélf is de allerlaatste jaren — nu wij in onze aanbouwprogramma's, volkomen terecht overigens, zooveel aandacht zien besteden aan het inhalen van den achterstand in artillerieschepen — hier en daar wel eens een neiging merkbaar, de beteekenis en waarde van het onderzeebootwapen niet meer zoo bijzonder hoog aan te slaan.

Alhoewel zelf in hart en nieren onderzeebootman, hebben wij dit wapen nimmer overschat, nimmer mede gedaan aan het willen proclameeren van de onderzeeboot tot ons hoofdwapen. Maar wèl zijn wij innig overtuigd van de groote waarde van dit wapen voor onze marine. De meest-recente ervaringen met onze zoo specifiekNederlandsche onderzeeboottactiek toonen altijd weder opnieuw aan, van welk een onschatbare beteekenis dit wapen voor onze zeemacht is.

Wij komen hierop t.g.t. nog wel eens terug en volstaan in dit artikel met het poneeren van de stelling, dat het Nederlandsche onderzeebootwapen in den ruimsten zin des woords, volkomen is op-

1350