Marineblad

grooter dan 80° geen tijdcorrectie toe te passen. Bovendien raden zij aan om, indien A t bij opeenvolgende uurhoekwaarden snel verandert, altijd de uurhoek naar beneden af te ronden.

Dit laatste vereischt wellicht eenige toelichting. Indien A t is bepaald door de hoogteverandering voor twee opeenvolgende uurhoekwaarden door 60 te deelen, en men vermeldt de aldus gevonden A t naast de kleinste der beide uurhoekwaarden, dan geldt deze A t dus voor een rechtlijnige interpolatie van de hoogte tusschen de uurhoekwaarde waarnaast de A t vermeld staat, en de er op volgende uurhoekwaarde. Zoo behoort bv. de op blz. 1418 achter H.A. = 3° (en onder een declinatie van 20°0') vermeld staande A t = 0,06 voor de hoogteverandering tusschen de uurhoeken 3° en 4°, de bij H.A. = 4° vermelde A t = 0,08 voor de hoogteverandering tusschen de uurhoeken

4° en 5°. Het is dus logisch

om, vooral als A t snel verandert, de uurhoek naar beneden af te ronden. (De afronding kan in zoo'n geval meer dan 30' bedragen).

Daar snelle veranderingen van A t alleen bij zeer kleine uurhoeken en zeer groote hoogten voorkomen, zou het dan alleen noodig zijn met het bovenstaande rekening te houden.

Duidelijkheidshalve wordt tot slot nevenstaande figuur gegeven, die een combinatie is van de beide voorgaande. Men ziet hier nog eens, dat, op de beschreven wijze cor-

rigeerende voor de afronding in gisbreedte en uurhoek, met behoud van het bij de nieuwe gegiste plaats G' behoorende azimuth, de punten C, D, E en F op dezelfde hoogtelijn liggen.

N.B. Toepassing van breedte- en tijdcorrectie bij H.O. no. 214 maakt de becijfering van het hoogteverschil langer, het brengt echter ook voordeden mede, omdat in de meeste gevallen de constructie van het bestek kleiner wordt en dus handiger en nauwkeuriger. Bovendien kunnen, bij een stersbestek met practisch gelijktijdig gemeten hoogten, zelfs met uitsluitend toepassing van de tijdcorrectie, de hoogteverschillen van hetzelfde punt uitgezet worden, terwijl bij bestekken met

1426