De neutraliteit in de lucht

in elk geval van groot belang voor de positie van ons land bi) een eventueel conflict tusschen andere mogendheden. ,

In een vroeger artikel, aan dit onderwerp gewijd (avondbl. 22 Febr. jX breven wi na het „Kon. Besluit van 29 April 1931 tot regeling van de toe ating van vreemde militaire luchtvaartuigen binnen het Nederlandsch rechtsfleb.ee! gec.teerd te hebben, het volgende:

„Hiermede heeft onze Regeerings destijds een streep gezet onder alle beschouwingen over begrippen als „vrije lucht" en „vrije lucht boven een bepaalde hoogte" enz., welke echter desondanks - ook hier te lande - telkens weer opduiken."

Dit pessimisme blijkt niet ongegrond, want dezer dagen bereikte ons^ eeni rapport, opgesteld door een studiegroep uit de Groep Nederland van de-Verering van Toehoorders en Oud-toehoorders van de Academie voor Internationaal Recht , waarin geleverd wordt een „Ontwerp van bepalingen over de luchtneutraliteit in een onzijdigheidsverklaring". Dit ontwerp luidt:

De toegang tot Nederlandsch grondgebied en territoriale wateren en tot de

lucht daa boven tot een hoogte van meter is verboden voor vliegtuigen

ui sluitend bestemd voor een publieken dienst van een der

militaire luchtvaartuigen van belligerenten, uitgezonderd ambulance-vliegtuigen en vlieqtuiqen aan boord van oorlogsschepen.

Luchtvaartuigen van belligerenten, welke zich in strijd met het vorige artikel binnen Nederlandsch land-, zee- of luchtgebied bevinden, worden ge.nterneerd. Hetzelfde geschiedt met de bemanning en de passagiers.

Hier duikt dus inderdaad weer de o.i. niet te aanvaarden theorie op van de luchtueutrahteitshandhaving tot op zekere hoogte. Wij vreezen van dit rapport voldoenden invloed ten kwade, om het aan een grondige kritiek te ^^erpen.

Het is ons natuurlijk niet mogelijk het rapport op den voet te volgen. Verschillende daarin voorkomende beschouwingen zijn trouwens onzen lezers door vermelde artikel reeds bekend. Wij bepalen ons tot eenige ernstige beden^fl». welke reeds voldoende zijn om de conclusie van het rapport onhoudbaar te maken. Het zijn de volgende:

1. Het rapport baseert zich uitsluitend op de bezwaren, welke zijn verbonden aan het handhaven van de neutraliteit in de lucht.

Z Het houdT geen rekening met de mogelijkheid, dat de neutraliteit van een staat, ook in de lucht, door de belligerenten zij het slechts uit eigen belang zal wor-

9eHeertbihodudt;geen rekening met de strategische positie der belligerenten; 4. Set berust voornamelijk op theoretische overwegingen en houdt met genoeg-

2T Detmqreid van'eenzaat, die de conclusie van het rapport zou aanvaarden,

komt erLS in gevaar, tenzij a priori wordt aangenomen, dat de belligerenten de

neutraliteit zullen eerbiedigen.

Wij zullen nu deze - de voornaamste - bezwaren aan de hand van het rapport

nader toelichten en beginnen met het eerste.

Belangrijker - zoo lezen wij in het rapport - is het grootste bezwaar teg'en de luchtkolomtheorie, dat zij een constructie levert, waarvan men bi, voorbaat weet, dat zij in de praktijk niet kan worden nageleefd.

Wat beteekent deze bewering? Bedoelen de samenstellers te zeggen dat onze luchtstrijdkrachten niet in staat zouden zijn op dezelfde hoogte op te treden a s een neutraliteitsschender? Wij zien niet in, waarom dat met mogehik zou z„n, indien

1463

s