De neutraliteit in de lucht

Mét de versterking van onze weermacht en niet in het minst ook van de luchtmacht, stijgen dus de kansen om neutraal te blijven.

Geheel anders is het echter gesteld, indien het luchtgebied boven een bepaalde hoogte (men spreekt bijv. van 3000 meter of ook meer) vrij is. Immers daardoor worden de belligerenten boven het neutraal gebied genoodigd en kunnen luchtslagen boven dat gebied niet uitblijven, als de neutrale staat is gelegen tusschen twee staten met machtige luchtvloten. Hoe de neutrale luchtmacht zou moeten optreden, indien zulk een luchtslag zich ook beneden de denkbeeldige luchtgrens uitstrekt — hetgeen o.i. onvermijdelijk is, zooals wij straks nog nader zullen zien — lijkt ons een onoplosbaar probleem. De preventieve waarde van onze weermacht zou verloren gaan, omdat de mogelijkheid, de zijde van de tegenpartij van den schender te kiezen, wordt prijsgegeven; het zal immers niet eens uit te maken zijn, wie de schender is. Moet onze luchtmacht zich soms tusschen de strijdenden begeven om deze weer boven de luchtgrens te jagen? Geen gemakkelijke, noch een verheven taak! Hoe het ook zij, wij wenschen niet te moeten toezien, dat de strijd zich in ons rechtsgebied afspeelt, zonder dat onze weermacht daarbij een stem in het kapittel heeft.

Als derde bezwaar noemden wij, dat het rapport geen rekening houdt met de strategische positie der belligerenten. De redeneering van het rapport luidt als volgt:

„Rest de vraag te bespreken, of een beperking van de souvereine lucht door het buitenland zal worden aanvaard.

Ongetwijfeld kan men zich voorstellen, dat de ééne aanstaande belligerent een beperking van het neutrale luchtgebied boven ons land, vergeleken met zijn aanstaande tegenpartij, in zijn nadeel acht; indien Nederland dus in het begin van den oorlog de beperking der souvereine lucht bekend maakt, zouden moeilijkheden voor onze neutraliteitspositie inderdaad te vreezen zijn.

Dit bezwaar kan ondervangen worden door de bepalingen der komende onzijdioheidsverklaring reeds in vredestijd te publiceeren (met uitzondering van de nauwkeurige hoogte, waartoe de luchtkolom wordt beperkt, zooals hierboven werd gezegd). ,,

Indien de mogendheden in vredestijd geen overwegend bezwaar opperen, zuilen zij dat later in tijd van oorlog ook moeilijk kunnen doen."

Wij moeten hierop eerst de volgende vragen stellen: En als nu een der Mogendheden bezwaar maakt tegen de gepubliceerde bepalingen — wat o.i. steeds het geval zal zijn — wat dan? Moeten wij dan onze verklaring onder druk van die mogendheid maar weer inslikken en de lucht maar weer geheel sluiten, of moeten wi, de verklaring, ten bate van de zwijgende mogendheden, handhaven? Vaarwel neutraliteit! Welk een gevaarlijk experiment!

Het is duidelijk, dat het al of niet bezwaar maken tegen een dergelijke „Vrijeluchf'-verklaring geheel afhankelijk zal zijn van de strategische positie van elke mogendheid. Het rapport erkent dit trouwens. Offensief optreden over het geheele oorlogsfront is voor beide partijen vanzelfsprekend uitgesloten. Plaatselijk - veronderstellen wij: nabij het neutrale gebied — zal dus eenerzijds offensief anderzijds defensief worden opgetreden. Het vrij geven van de lucht boven neutraal gebied is dus gewoonlijk in het voordeel van één partij, tenzij beide partijen voor hun offensief toevallig dezelfde richting en luchtwegen kiezen. In dit laatste uitzonderlijke geval zullen beide partijen wellicht genoegen nemen met de vrije-luchtverklanng, doch dan hebben wij diep medelijden met den tusschenliggenden neutralen staat.

Nu is het echter voor de mogendheden in vollen vredestijd moeilijk uit te maken, hoe in een toekomstigen oorlog de strategische posities zullen zijn. Voor a 11 e s bestaat de mogelijkheid, dat in de richting van den neutralen staat een defensieve houding zal moeten worden ingenomen. „Vrije" lucht boven neutraal gebied is dus

1465