Marineblad

Uit de

Gi/iyemotiiï&e'id dialm

Uit de N.R.Crt. van 9 Nov. 1939:

Zes maanden, zoo al niet langer, is de versterking van de maritieme defensie van Nederlandsch-Indië in de officieele sfeer aan de orde. Van de noodzakelijkheid weet ieder te spreken. Maar tusschen de daad en het woord ligt de weg van het uitstel.

Dezer dagen heeft de regeering een tip van den sluier van de geheimzinnigheid opgelicht. Zij noemde op aandrang van een naar nieuws hunkerende Kamer althans de namen van hen - de kopstukken op het gebied van de Indische defensie die deel hebben uitgemaakt van de commissie, welke de regeering over de wijze van versterking van deze verdediging moest adviseeren. Maar zij liet na — wat toch ieder eindelijk eens verwacht had - de conclusie van deze commissie bekend te maken Dat deze commissie unaniem van meening is, dat de aanschaffing van slagkruisers voor Indië niet alleen het eenige afdoende middel is, maar tevens de goed- . koopste oplossing, waarbij het meeste geld in eigen land zal blijven, — dat heelt men uit den mond van de regeering niet vernomen. Liever houdt zij nog een slag om den arm; neemt zij vooral geen beslissing en tracht zij zooveel mogelijk het Positieve en dringende advies van de commissie te ontgaan.

Men kan zich over dit alles verbazen. Men kan dit ook, zooals wij al meermalen deden, een onverantwoordelijk spelen met de hoogste landsbelangen noemen Doch meer nog moet men er zich over verbazen, dezer dagen in een groot dagblad den raad te lezen, dat de regeering zich vooral niet moet overijlen en dat zij nu een uitstekende gelegenheid heeft om zich van de beteekenis van de moderne wapens te overtuigen. De grootste fout van de Nederlandsche regeering, zoo lazen wij zou het nemen van een overijlde beslissing zijn. Zulk een uitlating tart iederen spot. Wie Waagt het nog van een overijlde beslissing te spreken, nu de gevaren met den dag grooter worden en reeds maanden te lang gewacht is met het nemen van de noodzakelijke besluiten. Wie wil hierover nog onderhandelen, nu het gevaar voortdurend toeneemt, nu men de beschikking heeft over een bij uitstek deskundige en allerminst eenzij diq samengestelde commissie van advies.

Men spreekt in dit verband van het opdoen van ervaring; de regeering zou geen kat in den zak moeten koopen, zij zou moeten weten wat de slagkruisers m den modernen zee-oorlog waard zijn. Hoe logisch schijnt dit argument te klinken, maar hoezeer leidt het de aandacht van de hoofdzaak af.

Na twee maanden oorlog kan men overigens reeds van ervaring gewagen, een ervaring, welke volkomen bevestigt, wat men reeds door de oorlogen in China en Spanje had geleerd. De twee afgeloopen maanden leerden in de eerste plaats, dat Engeland op het oogenblik met zijn bovenwaterschepen meester ter zee is en dat de blokkade van Duitschland volkomen is. Waarmee we intusschen allerminst willen Zeggen, dat deze blokkade ook volkenrechtelijk in orde is.

Maar deze twee maanden hebben meer geleerd. Tot dusver is gebleken, dat noch

1475