Nederlandsche neutraliteitsverklaring

in strijd met de bepalingen van het artikel, maar met de bedoeling ervan. Vandaar, dat ik gepoogd heb de bedoeling van het eerste lid te omschrijven en niet de bewoordingen heb gereproduceerd, die een ieder zelf kan lezen.

Art. 20 is, zooals gezegd, een anti-spionnage artikel. Onder spionnage in den eigenlijken zin wordt verstaan het inwinnen van inlichtingen of het trachten zulks te doen op clandestiene of bedrieglijke wijze, binnen het operatie-gebied van een oorlogvoerende partij, met de bedoeling om die aan de tegenpartij mede te deelen (zie art. 29 van het Haagsche Oorlogsreglement 1907). Tot het tegengaan van spionnage uit de lucht vanaf of liever van boven neutraal gebied, moet het begrip eenigszins worden verruimd, waarvan een ieder de noodzakelijkheid kan beseffen. Dicht bij de grens vliegende kan men — ook zonder zich in het operatie-gebied te bevinden — bij helder zicht in verre uitgestrektheid het gebied van een oorlogvoerende overzien en daarin eventueel aanwezige verdedigingsmiddelen, bewegingen en operatiën opmerken.

De artt. 21 en 22 richten zich tegen het misbruiken van in het rechtsgebied aanwezige radio-stations. Art. 21 verbiedt het oprichten en het exploiteeren van zulk een station (of andere middelen van berichtgeving) ten dienste van een oorlogvoerende mogendheid. Art. 22 verbiedt het gebruiken van radio-stations voor het uitzenden van inlichtingen over de buiten het rechtsgebied aanwezige strijdkrachten van oorlogvoerenden. Het ontvangen van berichten valt er niet onder en ook niet de uitzending van berichten over binnen het gebied aanwezige strijdkrachten, van wie dan ook, Daaruit volgt natuurlijk niet, dat vooral het laatste vrij zou zijn, daar immers de geheele radio-omroep van Regeeringswege wordt geregeld en gecontroleerd en de N.P. daaraan niets verandert.

Het tweede lid van het artikel verbiedt aan schepen en luchtvaartuigen binnen het rechtsgebied het radio-seinen anders dan voor de navigatie en voor meteorologische doeleinden. Wat zij buiten het rechtsgebied willen seinen moeten zij zelf weten. Het is begrijpelijk, dat de N.P. daaromtrent geen verplichtingen oplegt. Particuliere schepen en niet-militaire luchtvaartuigen dragen dan hun eigen risico; aan oorlogsschepen en militaire luchtvaartuigen, voor welker handelingen de Regeering verantwoording draagt, worden ongetwijfeld bijzondere instructies verstrekt.

Het laatste artikel, 23, vestigt de aandacht op eenige Nederlandsche en koloniale bepalingen, van strafrechtelijken aard, waaronder de eerste plaats bekleedt art. 100, sub. Ie van het Wetb.

1553