Marineblad

„Meende men tot voor eenige jaren te kunnen volstaan met een vloot, waarin het begrip van „het uiterste minimum" verwezenlijkt was, tegenwoordig is deze gedachte volkomen in haar eigen tegenstelling omgeslagen en beseft men algemeen, dat de vloot behoort te zijn de maritieme uitdrukking juist van „het uiterste maximum".

Men hoede er zich voor zich door dergelijke, steeds tijdelijke, „omslagen" van de wijs te doen brengen, vooral daarop plannen te grondvesten, die zich gemeenlijk uitstrekken over langeren tijd dan deze bevliegingen levensduur hebben. De, uit defensie-oogpunt, idyllische sfere waarin wij op het oogenblik leven, waarin de kamer den ministers verwijt niet genoeg voor de weermacht aan te vragen, lijkt niet voorbestemd om bestendig te zijn; de geschiedenis leert anders; — de Witt's bekende „peryckelen".

De beschouwingen van S. over gansch anders geworden verschijvingsvorm en inhoud van onze buitenlandsche en militaire politiek buiten beschouwing latend om niet te uitvoerig te worden, stellen wij met voldoening vast, dat Prof. E. meent, dat in ruimeren kring 't besef doordringt van de universeele taak der staatsmarine, waarbij men zich niet blind staart op regionale taak, maar deze ziet, liggend op alle zeeën al naar de omstandigheden.

Een goed ding.

De hoogste bestuursverhoudingen moeten zoodanig functionneeren, dat eenheid in de aanwending en het gebruik van de staatsmarine verzekerd zij, zegt S. Inderdaad!

In een volgend hoofdstuk behandelt S. „De splitsing der Marine en haar staatsrechtelijke gevolgen".

Zooals wij reeds zeiden: er bestaat geen splitsing der Marine — zoodat S. blijkbaar bedoelt: de z.i. te ver gedreven regionale taakverdeeling. Wij lezen, dat de hoogste marineleiding-zelf in Indië gevangen was in de splitsingsgedachte, ten bewijze waarvan verschillende voorbeelden worden gegeven, die moeten aantoonen dat sommige Commandanten der Zeemacht zich te veel koloniaal ambtenaar voelden en te weinig zich bewust waren van den band, die de geheele Marine samenbindt, hetgeen daarin tot uiting kwam, dat zij zich te zeer los gevoelden van de zeggenschap van den Minister van Marine (Defensie).

Is hier en daar het betoog m.i. wat te sterk gekleurd, in algemeenen zin kan worden toegegeven, dat de positie van den Commandant der Zeemacht in N.-Indië (C. d. Z.) licht kan leiden en ook wel geleid heeft in een richting, die niet samenvalt met het begrip eenheid der staatsmarine, en tot conflicten met den Minister van Marine.

1556