Marinebladzaak strategische en tactische beschouwingen te berde gebracht, zoodat dan ook kan worden gezegd, dat reeds thans in ieder der Directiën de officieren ertoe worden gebracht, hunne gedachten in die richting te laten gaan.

Daarenboven bestaat gelegenheid om een getuigschrift voor „bijzondere kennis" stafwetenschappen te behalen, terwijl eindelijk op het examenprogramma voor luitenant ter zee der le klasse ook strategie en tactiek voorkomen.

Dit draagt er toe bij, dat in de laatste jaren de belangstelling onder het officierscorps voor dezen tak van wetenschap stijgende is, welke gunstige invloed door deze maatregelen zich nog meer algemeen zal doen gevoelen.

Zulks wordt ook in de hand gewerkt doordat het Departement van Marine belangrijke opstellen ter verkrijging van bovengenoemd getuigschrift voor bijzondere kennis, doet drukken.

Eindelijk dragen hiertoe bij de verslagen der gehouden manoeuvres.

De Commissie concludeert daarom als volgt:

„De Commissie stelt er prijs op te verklaren, dat naar hare „meening de wenschelijkheid om tot bevordering der beoefening „van de hierbedoelde vakken tot ingrijpende maatregelen over te „gaan, niet is gebleken. Zelfs acht zij het gevaar niet denkbeeldig, dat door het al te veel van hooger hand op den voorgrond „schuiven van de studie in deze bepaalde richting een ongunstige „invloed zou worden uitgeoefend op de bestudeering der zaken, „die voor de richtige uitoefening van den dienst aan boord „onmisbaar zijn, en waarvan de volledige kennis in de allereerste „plaats moet worden geëischt."

Naar de meening der Commissie wordt reeds voor den dagelijkschen dienst van zee-officier veel studie vereischt, zoodat — al moeten de grondbeginselen der strategie en tactiek ieders eigendom zijn — eene uitgebreide kennis dezer vakken niet van ieder zeeofficier mag worden geëischt. Het belang van den dienst vordert zulks ook niet.

De Commissie is dus van oordeel, dat het pessimistisch oordeel, door de leden van de Eerste Kamer uitgesproken, niet gerechtvaardigd is. Wèl meent zij, dat de besprekingen, voordrachten en oefeningen op de kaart niet zóóveel vrucht dragen als kan worden gewenscht, daar zoowel door den dienst als door overplaatsingen een bepaald officier gewoonlijk die bijeenkomsten niet geregeld kan volgen.

Daardoor is het onmogelijk onderwerpen te behandelen, die meer

1584