38

dilettanten die met zoo veel vaardigheid en vastheid, (ZijnEd. speelde zijne partij par coeur), met zoo'n goede voordragt een solo voor een groot publiek kunnen uitvoeren. Dat de compositie van Mozart algemeen genoegen gaf, toonde het publiek door de terugroeping van den solist.

A.

UIT HET DAGBOEK VAN EEN TOONKUNSTENAAR.

Toen ik de eer had Redacteur te zijn van het jaarboekje Swelingh, stelde ik mij voor in den nieuwen jaargang onder bovengenoemden titel mijne muzikale indrukken van dat jaar, leed en vreugde, dur en mol, opmerkingen , gedachten enz. aan de lezers van dat boekske mede te deelen.

Hoewel Swelingh reeds begraven is, door de niet genoegzame deelneming aan zulk eene kostbare uitgave, heb ik evenwel mijn dagboek voortgezet, cn daar de Amsterdamsche correspondent in een der vorige nummers van de Caecilia zich beklaagt over den zondvloed van muzikale gebeurtenissen, die het twee ooren en tien vingers onmogelijk maken alles te hooren en te beschrijven, zoo zal ik van tijd tot tijd aan den Redacteur van dit Tijdschrift een afschrift zenden van die datums in mijn boek, die voor de lezers der Caecilia van eenig belang kunnen zijn.

Het spreekt van zelf, dat ik het geheel aan de wijsheid van den Redacteur overlaat, hier nog met de schaar in het rond te springen. Harmonie in stijl zullen de lezers zeker evenmin verwachten als uitgebreide beoordeelingen.

3 December 1860. Eerste quartet-uitvoering van de heercn Frans C o e n e n en F. B. B u n te.

Quartetten van Mozart N". 10 en Franz Schubert op. 161

met het Otletto van Gade op. 17 vormden het belangwekkende programma.

Buitengewonen indruk maakte op mij de romantische compositie van Schubert. De twee eerste deelen van dit quartet vloeijen over van schoone motieven en stoute harmoniën. Hoewel het laatste deel zwakker is, is toch het geheel eene geniale meesterschepping.

De uitdrukking in onze buurt vernomen, als: »dat 's rare muzijk," cn later: »dat lijkt wel toekomstmuzijk," bewijzen alleen dat Schubert nog eene toekomst heeft, gelijk de oude Johan Sebastiaan Bach in vele zijner grootste werken , zelfs bij vele toonkunstenaaj alleen in de toekomst zal gewaardeerd worden.

De uitvoering was voortreffelijk en getuigde van de ernstige studiën van de heeren Coenen, Bunte, Sic kier en den Dekker. Zulk een zamenspel had ik nog niet bij hen waargenomen. Het ottetto van Gade boeide zoowel door de schoone voordragt als door de fijn geschreven en geniaal gedachte compositie van den Noordschen toondichter.

2 Januarij 1861. Genoegelijke kennismaking met een strijkquartet van den heer Edouard de Hartog. Een hoogst ernstig streven en veel savoir-faire kenmerkt dit werk. De violist Rappoldi van Weenen speelde de eerste viool-partij k prima vista en toonde zich een uitstekend musicus. Bovengenoemd quartet wordt gedrukt.

3 Januarij Eerste voorstelling van de Italiaansche zangers, onder directie van den heer Merel li, in bet theater van den heer van Lier , Amstelstraat.

II Barbiere de Siviglio. Rossini's meesterwerk werd uitstekend gespeeld en gezongen. De schoone signora Trebelli betooverde iedereen door hare schoone, gelijkmatige en omvangrijke altstem, die van G—B op dezen avond overal even welluidend

was. De naïve Rosine was dadelijk de heldin van het gezelschap, hoewel de heeren zich , of door frissche stemmen of door groote kunstmatige voordragt, zeer onderscheiden hebben.

5 Januarij. Uitvoeringen van twee liedertafels. Euterpe, onder directie van den heer H e i n z e. Oefening baart kunst, onder aanvoering van den heer B e r 1 ij n.

Van ieder dezer uitvoeringen kon ik maar een deel bijwonen, door de bekende beperktheid van de menschelijke natuur.

Euterpe had een fijn programma, met het lied In 't Bosch , van Verhulst , en hel effectvolle Sonnlag auf dem Meere, van Heinze, als nationale zaken. Het laatste vooral werd uitstekend voorgedragen, en bewees dat Euterpe op goede steramen en dito leiding mag bogen.

De jeugdige violist Auer speelde eenige vioolstukken met veel geluk. Oefening baart Kunst gaf hare uitvoering met orchest. Het eenigzins bonte programma prijkte met de namen van vier Hollandsche componisten : Berlijn, Bertelsmann , Heinze en Hol. Wat ik daar hoorde, getuigde van groote liefde voor de zaak. 7 Januarij. Tweede quartet-uitvoering. Eene quartet van Frans Coenen opende de rei. Dit muzijkstuk bevat veel goeds. De componist ouderscheidt zich door eene groote gemakkelijkheid in het beheerschen van stof en vorm. Eene tweede auditie is mij echter noodig. Een quartet in D-dur van J. Haydn liet niet na, op alle vijanden van vooruitgang eenen zalvenden indruk te maken. Soit! — Ik ook , koester voor Joseph Haydn , den schepper van den geijkten instrumentaalvorm, onbegrensde hoogachting. Men miskenne den vader niet, omdat zijne zonen hem boven het hoofd gewassen zijn. Dit is toch het geval met zijne navolgers Beethoven, Schubert en Schumann. Wie het ontkent, staat nog met zijne levensbeschouwing in de vorige eeuw. — Regt voor allen! — Voor allen, die het, zoo als Haydn, zoo eerlijk met hunne kunst, meenden en een ieder op hun standpunt hunne beste krachten er aan geofferd hebben.

Het tweede deel, Rondeau brillant in H-mol, op. 70, van F. Schubert, en Trio, op. 52, N°- 3, van A. Rubinstein, gaf den heer Feitkamp gelegenheid zijne groote virtuositeit wcêr te doen gelden. Het zou ons niet verwonderd hebben, al hadden wij weêr van toekomst-muzijk hooren fluisteren. Is het Rondeau van Schubert bevattelijk genoeg, zoo heeft het Rubiusteinsche trio zulk eenen rijken inhoud, dat het wel niet dadelijk iedereen smaken zal. Daarom geven vele , anders groote muzijkwijzen! aan Rubinstein en consorten een briefje op de eeuwigheid, of verwijzen ze naar de toekomst,

gelijk bedelaars of wat al te lastige brommers die

men toevoe»t: » Kom over eenige dagen terug." ï)

Mijnen dank aan de heeren Feitkamp, Coenen, Sickler en den Dekker, daar zij op gevaar af van hun crediet te verliezen , zulke lui binnenlaten en behoorlijk ontvangen.

10 Januarij. Semiramis door het Italiaansche gezelschap bij den heer van Lier.

Het ensemble in deze brillante solfeggien-opera was niet

i) Het is ongelukkig dat velen, die den naam van kunstenaars cn goede dilettanten willen dragen, uog zoo denken; helaas: een bewijs dat zij in de kunst van onzen tijd niet zijn doorgedrongen. Weg met alle eenzijdigheid ! Weg met eene te sterk geprononceerde voorliefde voor het oude, daaraan gepaard gaande miskenning van 't geen door componisten in nieuweren tijd is en wordt aan het licht gebragt. «Elire das Altehoch, bringe aber auch dem Neuen ein warmes Herz entgegen. Gegen die unbekannte Namen hege kein Vorurtheil."

(De Redactie).