69

D-dur-syinpbonie van Mozart een toonbeeld is van muzikalen bouw en hoewel niet diep in het gemoed grijpend, niet zoo hoog staande als de G-mol- of Jupilersymphonie , toch immer eene aangename stemming te weeg brengt door de zoo schoone harmonie tusschen gedachte en vorm.

En dan de ouverture, dc derde die Beethoven voor zijne opera Lconore schreef, waarvan Chérubini, (die opvoeringen dier opera in 1804 en 1805 in Weenen bijwoonde), aan Parijsche toonkunstenaren den karigen lof mededeelde: ndat hij van wege de bonte modulatiën den hoofdtoonaard niet kon onderscheiden ," of waarvan een ander criticus uit die dagen alleen van de harde dissonnanten of het gemeene posthoorn-solo kon spreken ; over dit reusachtig loongewrocht behoeft men thans geen woorden meer te verspillen om er de grootheid van aan te toonen. Bevat toch deze ouverture niet het geheele drama , met de heroïsche Z/eo«ore-figuur , met den ongelukkigen Florestan . met den alleen op wraak bedachten Pizarro. En dat niet potpourri-matig, zoo als zoo vele hoog aangeschreven opera-inleidingen, maar met de meesierhand tot een afgerond geheel zamengebragt. Over de uitvoering dier werken sprekende, wil ik niet in haarkloverijen vervallen over een ietwat te hoog gestemde pauk, over een paar strijkinstrumenten , die welligt een haartje in stemming met hunne buren verschilden. Hiervan , al ware dit ook zoo geweest, kan geen sprake zijn , daar de indruk , door de allezins waardige uitvoering dier werken bij mij te weeg gebragt, veel te groot is. Caecilia heeft onder leiding van haren achtingswaardigen directenr den heer F. B. B u n t e , hare ouden roem gehandhaafd, heeft niet minder schoon dan vroeger deze werken voorgedragen. Hierover is slechts ééne stem. Ieder stuk werd levendig toegejuicht.

Tot nu loe was het pad tamelijk effen. Wij bewogen ons, waarde lezers! in landschappen waar een ieder zich te huis gevoelt. Wel ontmoette ik reeds mede-reizigers , die (gewigtig teeken onzes tijds!) in het schoone notenspel der Mozartsche symphonie niet zoo veel genoegen als wel vroeger hadden. Wel verklaarde mij een niet meer jeugdig musicus dat hij de Z/eo«ore-ouverture vroeger wel eens met meer geestdrift had medegespeeld , (dit laatste schrijf ik echter bepaald en alleen aan het overlange programma toe), doch nu komen Liszt en Berlioz.

(liet vervolg en slot hierna).

ROTTERDAM. Soirèe musicale, gegeven door den heer F. Botgorsc heek, met medewerking van de dames V estvali, Bardoni en F incenti, en den heer R e mbelinsky, den 16. Februarij 1861, in de zaal der Maatschappij: tot nul van't Algemeen.

Programma. Eerste afdeeling. Fantaisie voor de fluit, over la Somnambule, van Bellini, uitgevoerd door den heer F. B o t g o r s c h e c k. Het 4e bedrijf uit Orphêe et Ëuridice, van C. von Gluck, gezongen door de dames Vestvali, Bardoni en V i n c e u t i. Tweede afdeeling. Variatiën voor de fluit, over een Tyroolsch thema, van Boehm, uitgevoerd door den heer F. B o t g o r s c h e c k. Duet uit 31alhilda di Shabran, van G. Rossini, gezongen door de dames Bardoni en Vincent i. Fantaisie voor de pianoforte, over II Trovatore, van G. Verdi, voorgedragen door den heer Rembelinsky, uit Parijs. Wals van Venzano, gezongen door mej. Bardoni. Gebed uit Moise, van G. Rossini, gezongen door mej. Vest¬

vali, Bardoni en Vincenti. Duo uit het Stabat maler, van G. Rossini, gezongen door de dames Vincenti en Bardoni. Drinklied {il Brindise) uit Lucrezia Borgia, van G. Donizetti, gezongen door mej. Vestvali. Derde afdeeling. Het 3e bedrijf uit I Montecchi e Capuleli, van Vaccaï, gezongen door de dames Vestvali en Bardoni.

Deze soiree leverde een afschrikkend voorbeeld voor wie lust niogt gevoelen om hier ter stede privaat-concerten te ondernemen. De zaal was namelijk slechts door een veertig- of vijftigtal hoorders bezet. Wij betreurden dit, vooral omdat mej. Vestvali zonder eenigen twijfel eene zangeres van meer dan gewone gaven en verdiensten is. Haar altgeluid is merkwaardig schoon en omvangrijk en zij weet er naar eene goede school partij van te trekken. Slechts zelden, maar toch enkele malen, toonde zij , in het outreren der lage toonen niet geheel vrij te zijn van het gewone euvel van alt-zangeressen. Over 't algemeen was hare vooidragt warm gekleurd, gepast en smaakvol, ofschoon wij op enkele punten (b. v. in het Drinklied uit Lucrezia) wel eenig effectbejag en overdrijving meenden waar te nemen. Hare glanspunten had zij in de schoone scène uit Orpheus, maar bovenal als Romeo in Vaccai's bekend opera-fragment, waarin ook hare dramatische gaven , voor zoo ver dat bij gemis van scène, costuum en handeling mogelijk was, schitterend uitkwamen, zoodat zij het publiek in opgetogenheid bragt. Wij hadden deze artiste gaarne op het tooneel leeien kennen, waai' zij blijkbaar eerst regt op haar terrein zou zijn. Voor ditmaal scheen echter geene schouwburgzaal beschikbaar. Wij hopen dat zij bij een later bezoek in dat opzigt gelukkiger zal zijn.

De verrigtingen der twee andere dames waren op zich zeiven wel niet uitstekend, maar toch niet onverdienstelijk. Het sopraangeluid van mej. Bardoni was in het hooge register vrij scherp en hare trillers en versieringen waren niet altijd zuiver en gekuischt. De mezzo-sopraan van mej. Vincenti beviel ons beter. In de ensemblestukken hebben beide nuttig gewerkt. Dat het gebed uit Matse zonder bas-zanger gegeven werd en dat verschillende nummers in het programma moesten gewijzigd worden , (wij geven het zoo als het werd uitgevoerd), lag voornamelijk aan de afwezigheid van den heer Buscard, wiens medewerking echter was aangekondigd. De heer Botgorscheck is als talent- en smaakvol fluitist voldoende bekend en heeft zijn goeden naam als zoodanig met roem gehandhaafd. De pianist, die zich van de piano-begeleiding (door dubbel quartet met contrebas ondersteund) op voldoende wijze kweet, kon door de voordragt van het onbeduidende solo-stuk het publiek niet boeijen.

UTRECHT.

Vijfde slads-concert, onder directie van den heer Kufferalh, in het gebouw voor kunsten en wetenschappen, den 9. Maart 1861.

Programma. Eerste deel. 5e Symphonie van v. Beethoven. 3e Concert van de Bériot, voor viool, uit te voeren door den heer C. Cocuen. Aria uit de Don Juan , van Mozart, te zingen door mevrouw Offermans van Hove. Elegie van Ernst, voor viool uit te voeren door den heer C o e n e n. Tweede- deel/ Concert-ouverture van C. Coenen. Aria uit de Sqmsen,

van Handel, met obligaat-viool, tc zingën'door inev. >