c. Maatschappij tot bevordering der Toonkunst. Apdeeling Zierikzee. Uilvoering met orchestbegeleiding van de cantate der Ostermorgen, van S. Neuhomm, en den 42e Psalm van Mendelssohn Bartholdy.

De zangvereeniging voerde de werken met glans en kracht uit en is bijzondere dank verschuldigd aan de sopraan-dilettante, welke zoo uitstekend, met nadruk eu innigheid hare partij vervulde.

Deze uitvoering had den 24. April plaats en was de laatste van ons muzikaal saizoen. We hopen en wenschen , dat een volgend niet minder zij , en dat belangstelling van, tot heden, niet-belangs!ellenden , d. i. ondersteuning , lidmaatschap enz. het deel zij van eene kunst, die velen zeer na aan het harte ligt!

Ik eindig , heer Redacteur! met schuld te bekennen , niet eerder mijn berigt te hebben ingezonden. Van uitstel kwam afstel. Een volgend jaar beter.

BUITESL.A1SDSCME BERIGTE9T.

BRUSSEL, 13 Mei 1861.

Gisteren had het laatste onzer groote concerten plaats. Een kort overzigt van het merkwaardigste dat alhier in den afgeloopcn winter ten gehoore werd gebragt, zal genoegzaam zijn om van den toestand der kunst eenig denkbeeld te geven.

Als orchestwerken liet de Associalion des artistes musiciens in hare vier concerten hooren : de zevende symphonie van v. Beethoven, tweemaal de ouverture Tannhciuser, de ouvertures Obéron , Euryanthe , Fidèlio ,

Breyschütz en Jota Aragonesa, van Glinka. Dat was, behalve laatstgenoemde stuk, tamelijk bekend, maar men weet dat de Associalion ongaarne naar iets nieuws omziet. Het werk van Glinka vermeerdert het reeds zoo groote getal fantaisiën, genre waarin men, zonder gebruik van eigen idéën , goed te regt komt, als men maar het instrumenteren naar belmoren weet te behandelen. Onder de solo's moet men opmerken en met lofvermeiden: een concerto voor de viool, schoone en degelijke compositie van den heer C. L. Hanssens, die uitmuntend door den heer Colyns werd uitgevoerd; het concerto in A voor piano , van R. Schumann , door den heer B r a s s i n , met de groolste virtuositeit voorgedragen, en door het publiek zeer toegejuicht; het concerto voor viool van Mendelssohn, waarin de heer Sivori ten volste deed blijken dat hij zoowel in den klassieken als in den Paganinischen stijl is ingewijd. Wij zullen niet spreken van de mislukte poging bij het concerto voor viool van v. Beethoven ; de heer R a p p o 1 d i, ofschoon met veel talent begaafd, moest onder zulk eene taak bezwijken. De aanvullingnummers zullen wij maar overslaan, en nemen hiermede, voor dit saizoen, afscheid van de Associalion.

Den 24. Februarij werd het eerste concert van het conservatoire gegeven , en als eerste nummer op het programma prijkte de symphonie in Bes, van R. Schumann. Dit mag men als eene gebeurtenis aanrekenen, daar men ons tot nu toe de werken van die school stelselmatig heeft onthouden. Waarom toch? Omdat het indringen van zulke werken de ware kunst in gevaar brengt. Welnu, om zulk een gevaar te verhoeden, geef ik u een middel aan de hand, en zeg u eenvoudig: laissez

108

faire. Wanneer de novateurs met talent zijn begaafd en geleerdheid bezitten , zal de kunst er voorzeker niet bij lijden, en wat vermogen zij zonder geleerdheid en talent? In allen geval voelt men neiging om zelf te oordeelen , heeft men afkeer van het jurare in verba magistri? dan moeten ons de processtukken worden medegedeeld. Dit heeft men in dit concert gedaan , en wel met die gevolgen , dat Schumann zijne zaak onherroepelijk heeft gewonnen. Wat men to idus verre noemde : divagation , dècadence , dépérissement de l'art, monstruosités enz., werd bewonderd, met verrukking ontvangen, met geestdrift toegejuicht! Twee nieuwe ouvertures (beide manuscr.) werden ook in dit eerste concert uitgevoerd. Die van den heer G. Meynne verraadt de hand eens meesters, alsmede eene rijke, dichterlijke verbeelding. Minder ingenomen met die van den heer Ed. de Hartog , heeft men er toch verdiensten in gevonden; zij was blijkbaar op de leest van den Beethovenscbe Coriolan geschoeid.

Het tweede concert van het conservatoire begon met eene symphonie van Verhuist. Al onze artisten , al onze dagbladen waren het eens om aan deze schoone compositie den grootsten lof toe te kennen. Wat men in dit onbetwiste succes als opmerkelijk kan beschouwen , is, dat het groote publiek, meestal onverschillig voor orchestwerken van zulk eene waarde, althans voor dezelve zeer weinig geesidrift betoonende, ditmaal als opgetogen was, tot driemaal toe herhaalde bravo's liet hooren, de auteur voorriep, om hem persoonlijk nog meer hulde te bewijzen. Men mag hopen dat dit zeer interessante werk op het repertoire van het conservatoire blijven zal en nog meer dan eens zal herhaald worden. Het andante uit de 91e symphonie van Haydn, het 6e concerto voor de viool van de Bériot, gearrangeerd voor de fluit, (mislukte poging), eene aria uit Sèmiramis en de ouverture Léonore waren de overige nummers van het programma.

Het derde concert bestond uit de volgende stukken : ouverture Zauberftöte; aria van Bellini; concerto voor de viool, van Violti; quintet voor stemmen uit eene opera van den heer Fétis, en tot slot de Symphonie Pastorale van v. Beethoven. Alles liep goed van stapel, zoo als men dit van het conservatoire te verwachten heeft.

Het programma van hel vierde concert wekte de nieuwsgierigheid der dilettanten op; eene symphonie, gecomponeerd door den heer Fétis, moest het geheele tweede deel uitmaken. De bekende afkeer van den geleerden directeur voor de nieuwe vormen, deed veronderstellen dat dit werk iets retrospectiefs hebben zou. Men merkte op dat het eerste deel van het programma uit stukken van Chérubini en Mozart bestond, en men vroeg zich af of dit met opzet was gedaan , als voorbereiding. De stijl vond men dan ook meer Fransch dan Duitsch; hier en daar erkende men eenige verwantschap met passages uit ooera's, ook trof men enkele beuzelachtige effecten aan. 'Zonder groote belangstelling op te wekken, moet men toch erkennen dat het een verdienstelijk werk is, vol jeugdig vuur, schoone melodiën en eene technische bewerking, zoo als men die van zulk eene geleerde pen verwachten kon.

Onder de groote artisten, die zich hier in den afgeloopen winter hebben laten hooren , noemen wij in de eerste plaats mev. Glara Schumann. Zij gaf zeer bezochte concerten , waarin men geene andere dan werken van groote meesters hoorde, door haar geïnterpreteerd met eene tot nu ongehoorde volmaaktheid. Zulke genotrijke avonden worden niet ligt uit het geheugen gewischt. Wij behoeven over haar talent niet uit te wijden , beamende al wat men reeds tot haar lof in de Caecilia heeft gelezen.