123

ving. Na le Weencn eenige proeven zijner compositie n.l. voor piano, te hebben uitgegeven, begaf hij zich naai Rome, zette daar zijne contrepuntische studiën onder d( leiding van Fioravanti voort, ging vervolgens naar Napels waar Zingarelli zich verder met zijne muzikale opvoeding belastte. Gedurende zijn verblijf aldaar schreef hij zijne eerste opera II Reo per amorc , welke in het theater dei Fo/ido werd opgevoerd. Hij telde toen achttien jaren. In 1820 leefde hij weer in Zwitserland. Van dien tijd dagteekenen zijne bevalligste compositièn, welke later door een groot succes bekroond weiden : Le Lac, woorden van Lamartine. Het volgende jaar kwam de jeugdige componist te Parijs, waar hij zich door eenige goede piano-compositiën onderscheidde, en bragt het door vriendelijke tusschenkomsl van Rossini, die hem te Napels had leeren kennen, zoo ver, dat hij in Julij 1828 in het Italiaansche theater eene ope'ra-comique Casa ?tel bosco kon doen opvoeren, echter met geen gunstigen uilslag. Niedermeijer, zacht, bedeesd en nederig als hij was van karakter, was tegen de moeijelijkheden en legenvverkingen waaraan de opera-componisten zijn blootgesteld, niet bestand. Hij kreeg daardoor een afkeer van de scène, en vertrok, ondanks zijne reputatie door het uitgeven van instrumentaal- en vocaalwerken, in 1833 naar Brussel, waar hij, bij de instelling van Gaggia gedurende achttien maanden als piano-onderwijzer werkzaam was. Rij mangel aan genoegzame gelegenheid voor een componist', besloot N. naar Parijs terugkeeren en de kans voor het the'ater te wagen. Eindelijk openden zich de deuren van 1'Académie royale de musique voor hem, zoodat hij den 3. Maart 1837 aldaar Stradella , eene opera in 5 actes, libretto van Emile Deschamps en Emilien Pacini, kon doen opvoeren. Ondanks zijne hoop en goede verwachting, werd deze groote partitie koud ontvangen. Later, in 1843, kwam deze opera in 3 actes weêr te voorschijn en werd zij veelmalen opgevoerd. Verscheiden stukken uit dezeopera hebben veel succes in concerten gehad, zoo als nog heden. In December 1844 leverde N. met The'odore Anne, Maria Stuart, in 5 actes, welke opera, onder eenige belangrijke stukken, eene romance bevat, welke populair geworden is. Het volgende jaar erkende het gouvernement Niedermeijer's talent en karakter, hem tot ridder van het Legioen van eer benoemende. In 1846 riep Rossini hem naar Boulogne, om daar onder zijue leiding de Donna de Lago voor de Fransche scène te bewerken, welke in December van hetzelfde jaar in de groote opera onder den titel van Robert Bruce werd opgevoerd, en in Mei 1853 gaf hij de Fronde, opéra in 5 actes, woorden van Maquet en Jules Lucroix. Omtrent dcnzelfden tijd kwam N. op het denkbeeld eene École de musique religieuse te stichten zoo als vroeger Choron onder de restauratie , maar welke' ten gevolge der revolutie in 1830 gesuppremeerd werd. Deze instelling had ten doel het vormen van zangers, organisten, kapelmeesters en componisten van religieuze muzijk, door de studie der meesterwerken uit de XVIe, XVIIe en XVIIIe eeuw. Door ondersteuning van den minister Fortoul, kreeg hij eene toelage van den staat, en in 1853 opende hij zijne school, waaraan Dielsch als inspecteur der studiën werd toegevoegd. Voortdurend bezig voor zijne school te zorgen en te doen bloeijen, veronachtzaamde hij niets wat de verbetering der studiën kon bevorderen. Daarom, weinig voldaan over de willekeurige wijze waarop de plain-chant in het algemeen werd begeleid, sloeg hij handen aan het werk om dit gedeelte der religieuze muzijk te verbeteren, en gaf in 1855, in vereeniging met J. d'Ortigue een traité d'accompagnement de plain-chant, op nieuwe beginselen gegrond, in het hebt. Ook was het met het doei om den smaak voor

, religieuze muzijk onder alle klassen te verspreiden, dat • hij in 1856 het Tijdschrift La Maitrise ondernam, lateiin 1858 onder de directie van den heer d'Ortigue en thans nog uitgegeven. Hij legde ook bijna de laatste hand aan een groot werk over de orgelbeleiding van den plaint-chant des offices de 1'Eglise, toen de dood hem plotseling kwam te overvallen. Den 17. Maart werd zijn stoffelijk overschot op het kerkhof du Nord begraven.

Niedermeijer's veel gezochte compositièn zijn: le Lac, le Soir, VAutonne , la Voix humaine, woorden van Lamartine; la Ronde du Sabbat, Océano-Nox , la Mer, Puisqu'ici foute dme, woorden van Victor Hugo; Noce de Léonore, Vne scène dans les Apennins en meer andere stukken op woorden van Emile Deschamps. Daarenboven heeft hij op muzijk gebragt : de ode van Ma nzoni, il cinque maggio , le Poète mouranl, van Millevoye, en Vame du purgatoire, van Casimir Delavigne; voorls vele missen, verscheidene voor orchest, en een aantal religieuse stukken voor zang en orgel enz.

BEOORJIEELINti,

Slenri Hartog. Second Morceau de Salon , Rêverie pour le violin avec accomp. de piano. Pr. 3 Sb. London, Augener & Co.

Een mode-stuk, geheel berekend om effect te maken. Men moet echter een meer dan gewoon violist zijn , en geen verfijnd publiek voor zich hebben , om dit doel te bereiken. Dit is (als men zoo wil) de goede eigenschap van het stukje. Als compositie heeft het niet veel te beduiden. Het is zonder vorm en kan den toets der regtschrijving niet doorstaan. De uitgave is zeer fraai.

Maiii-icc tlagenmn. Skizzen aus der Kinderwclt für das Pianoforte. Op. 20. Pr. 80 Cts. Haag ' F. J. VVcygand & Co.

Den toon aan te slaan , die in het kinderhart weerklank vindt, is waarlijk niet zoo gemakkelijk als sommigen geneigd zijn te gelooven. De heer Hageman is in dit werkje, bestaande uit twaalf kleine nummers, in dit opzigt zeer góed geslaagd , en dat moet hem als eene groote verdienste aangerekend worden. Men moet echter zeer omzigtig zijn met het kiezen van muzijk voor kinderen. Hun vooral niets voorleggen wat niet den stempel van eenen zuiveren schrijftrant draagt. En dit is hier, jammer genoeg, niet altijd het geval. B. v. onder meer , vind ik in N". 1 (le Heft) in de 11e en 12e niaat zeer stootende octaven, in de 13e en 14e al weder, en hoewel bedekt, niet minder slootend , in de 2e maat, en in de herhaling daarvan, lost de G, als verminderde quint voorkomende, zich onnatuurlijk naar boven op. Zulke zaken moeten kinderen zoo min mogelijk onder' de oogen komen en door hen gespeeld worden. Met spijt mij deze aanmerking le hebben moeien maken om de verdienste, die ik deze compositie toeken en hierboven aanstipte. De motieven zijn eenvoudig en wel gekozen, hoewel niet altijd even oorspronkelijk. Men ver"elijke b. v. het motief "van N°. 6, le Heft, bij het hoofdmotief icr ouverture Die lustige Weiber von H'indsor. De uitgave kan niet wedijveren met die der meeste Duit>chen j maar is toch duidelyk genoeg.

S. BI. Doppier. Blüthen und Perlen, Elegante Tonstücke für das Pianoforte zu 4 Handen. Op. 278 N°. 4 , 5, 6. Pr. 90 Cts. Haag, Weygand & Co. '