105

de temperatuursverlaging van de bekende hoeveelheid alcohol de temperatuur van de normale staaf berekend.

De belangrijkste uitkomsten der proeven zijn :

1 IJzer van alle drie soorten, dat tijdelijk aan eene groote af koelino- was onderworpen, vertoonde, in den oorspronkehjken warmtetoestand teruggekeerd, geen aanmerkelijk verschil bij de buigproef. Bijv.

11 2° Onbeschadigd smeedijzer in afgekoelden toestand (la/?) kon 180° gebogen worden zonder te breken. .

Beschadigd afgekoeld smeedijzer Q.b/3) liet geen zoo grooten buigingshoek toe als beschadigd onafgekoeld. De breukvlakte was in onafgekoekien toestand vezelig, in afgekoelden toestand overwegend korre) ia 0) en vertoonde slechts in de onderste laag iets vezelige structuur.

3 Week smeltijzer, dat in onbeschadigden toestand buigingen van 180° verdroeg, zonder scheuren te bekomen, liet afgekoeld slechts een kleineren buigingshoek toe en sprong onder den derden lichten slag rinkinkend als glas in stukken; beschadigd en afgekoeld, bij normale temperatuur week smeltijzer sprong bij den eersten hamerslag, zonder eenige buiging te vertoonen, rinkinkend als glas uiteen. De breukvlakten der afgekoelde stukken vertoonden korrelige structuur.

4 Het onderzochte staal (III) vertoonde de sub 3 geschetste eigenschappen in zoo mogelijk nog verhoogde mate. De breukvlakte der afgekoelde stukken vertoonde een bijna grofkorrelige structuur.

De proeven toonen aan, zegt Prot. oteiner, welk een Duuengewuncu invloed de temperatuur, helaas in ongunstigen zin, op verschillende ijzersoorten kan uitoefenen. De uitkomst van meerdere proeven, en ook de betrekkingen tusschen de temperatuur en de rekbaarheid en vastheid zullen later uitvoerig openbaar gemaakt worden.

De proefnemer hoopte dat zijne mededeeling de Oostenrijkscne Ingenieurs en Architecten Vereeniging, die reeds zooveel voor het onderzoek van bouwstoffen had gedaan, zou bewegen ook een reeks proeven in

Aoy wrmplllp io. nPTÏlftn.

Voor de practijk van den bruggenbouw, aldus besluit Prof. Steiner, bevestigen de proeven de bekende regelen: Bruggen uit smeltijzer moeten bij abnormaal lage temperatuur slechts langzaam bereden worden; uitwendige beschadigingen (inklin kingen enz.) van smeltijzeren deelen eener brug moeten reeds bij den bouw, voor zoover dit maar eenigzins doenlijk is, vermeden worden.

Geheel in strijd met deze uitkomsten zijn die, welke te «Rothe Erde» werden verkregen. Aldaar werden bij gelegenheid van denhouw der brug over de Weichsel te Fordon onder toezicht van den Kon. Regierungs-Baumeister Krome, mede buigproeven bij koude gedaan met het voor den bovenbouw der brug bestemde thomas-smeltijzer, om te zien of buitengewone koude schadelijken invloed zou hebben op het weerstandsvermogen van het metaal. De Regierungs- en Bjmrath Mehrtens, die met den bouw der brug was belast, ging onmiddellijk na het bekend worden van de ongunstige resultaten door Prof Steiner verkregen, die in de betrokken kringen zeker opzien verwekten, tot het nemen dier proeven over. De uitkomsten, die hij in het «Centralblatt der Bauverwaltung» 1892, no. 7 mededeelt, waren zeer gunstig voor bet betreffende materiaal. . Q£)

Aan deze mededeeling en aan eene in de «Deutsche Bauzeitung», IsyJ., no. 15, is het volgende ontleend.

Er kwamen bij de proeven 20 verschillende charges in gebruik die vooraf reeds alle, volgens de proeven voorgeschreven in de besteksbepalingen van de Fordoner brug, goed waren bevonden. De uitkomsten voor de 60 daaruit genomen proeven waren : Elasticiteitsgrens van 2570 tot 3020 gemiddeld 2770 KG. per cM'. Trekvastheid » 3910 » 4210 » 4060 » » » Uitrekking » 27 » 32 » 28.7 pCt.

Samentrekking » 60 »

Phosphorgehalte van 0.035 tot 0.078 » 0.063 »

Mangaangehalte » ®'^a *

Zwavelgehalte » 0.046 »

Behalve de andere in de voorschriften bepaalde proeven, waren mei deze 20 charges ook proeven met beschadigde oppervlakte genomen, en wel zoo, dat reepen van 55—60 mM. breedte en tf—if mM. dikte, in de buiglijn 1 mM. diep werden ingekeeptjsn dan onderden stoomhamer samengeslagen, totdat de middellijn a i — o mal» de dikte d van de staaf was, zonder dat hierbij een breuk plaats vond.

Uit dit materiaal werden proefstrooken van de bovengenoemde afmetingen gesneden en de afkoelingsproeven op tweeërlei wijze uitgevoerd.

1. Er werd een afkoelend mengsel gemaakt bestaande uit chloornatrium en sneeuw. Na eer, voorafgaande proef werden ,n een waterdicht getimmerde houten kist 12 KG. vast chloorcalcium en 8 KG. sneeuw laagsgewijze gepakt en daarna de geheele inhoud met houten staven goed door elkander gewerkt. Na verloop van 8 minuten toekende de kwikzilver-thermometer een temperatuur van het mengsel aan van —38 tot —39° C. De houten kist was van een deksel voorzien en aan de buitenwanden met sneeuw omgeven Onder deze omstandigheden bleef de temperatuur volle 2 uren behouden en steeg daarna

slechts zeer langzaam, zoodat bijv. na verloop van nogmaals twee uren de thermometer —33° aangaf.

Nadat het bad 10 minuten had gestaan, werden de te beproeven smeltijzeren strooken door middel van een geschikte inrichting op hun kant staande ingedompeld en wel zoo, dat de strooken de wanden van den houten kist niet aanraakten. Zij bleven }/, uur aan de werking van het bad blootgesteld. Om de temperatuur der proefstukken zelf ieder oogenbliek te kunnen constateeren, waren de meeste strooken voorzien van een 6 mM. wijd en 25 tot 30 mM. diep boorgat. Dit gat kon met kwik worden gevuld en daarin een thermometer geplaatst.

Vooreerst moest nu bepaald worden, in welke mate de verwarming der strooken plaats vond, wanneer zij uit het bad van —38° werden genomen en in de temperatunr van de proefwerkplaats (+ 9°) verbleven. Hiertoe werd na het eerste halve uur een der strooken uitgenomen en op bovenomschreven wijze met thermometers gedurende 10 halve minuten onderzocht.

De temperatuurstoename bleek bij deze- aflezingen per halve minuut te zijn 2 — 2 — 2 —1.5 — 1.25 —1.25 — 1—1 — 1 graad. Daar blijkens eene voorafgegane proef een buigproef onder den hamer 3/4 a 2 minuten duurde, kon dus de strook binnen zeer geringe temperatuurverschillen aan de hamerproef onderworpen worden.

Om nu nog te bepalen, hoe sterk de verwarming door den arbeid van het buigen zelf was, werd aan de proefstrooken op bovenvermelde wijze ook dadelijk na den afloop der buiging de temperatuur gemeten; deze was gemiddeld —20°.

Kr werden nu la strooken op aeze wijze oeproetd, waaronder 4 stukken metinde buiglijn geboorde gaten van 15 mM. middellijn. De proef duurde voor elk stuk gemiddeld 1 minuut. Alle strooken, ook de geboorde lieten zich samenslaan, zonder te breken, totdat de middellijn aan de buigplaats 1 tot 1 % maal de dikte was van de strook.

2. De tweede proef betrof afkoeling met vloeibaar koolzuur en werd geheel op dezelfde wijze gedaan, als uit de beschrijving van de proeven van Prof. Steiner op te maken is. De afkoeling der eerste rij proefstrooken geschiedde in eene dubbele omhulling van dicht fluweel van dezelfde afmetingen als door Prof. Steiner aangegeven. Later werden voor de dikwijls herhaalde proeven fluweelen zakken van grootere afmetingen gebruikt, zoodat het mogelijk werd 6 tot 10 strooken tegelijk af te koelen. Bijna alle strooken waren van de bovenomschreven thermometer-boorgaten voorzien. Bovendien werden bij twee rijen der

betreffende proeven calonmeterproeven genomen met 6 tot 1U staalcylinders, die tegelijkertijd met de proefstrooken in de fluweelen omhulling gepakt en met deze er weder uitgenomen werden. Deze proeven gaven aan, in het eene geval —62°, in het andere —76°. In al de met thermometer-boorgaten voorziene strooken werd bij het uithalen uit de fluweelen omhulling het boorgat met kwik gevuld; dit bevroor dadelijk en was bijna zonder uitzondering nog vast, als de buiging onder den stoomhamer was afgeloopen, wat een bewijs is, dat bij al deze strooken de geheele buigingsarbeid plaats greep bij eene temperatuur, die lager was dan —40°.

Bij de zooeven beschreven wijze van afkoeling zijn vier reeksen proeven uitgevoard.

De eerste reeks omvatte 11 strooken, waarvan 7 onbeschadigd, 2 met beschadigde oppervlakte (1 mM. ingekeept) en 2 doorboord met 15 mM. wijdte van het boorgat.

Alle onbeschadigde staven lieten zich doorbuigen, zonder te b r e. k e n, tot a — 1 a 1 lA d.

Van de beschadigde staven brak eene bij een buigingshoek (hoek van een der zijden met het verlengde van de andere zijde) van 70°, de andere bij 80°.

Van de doorboorde staven liet eene zich doorbuigen tot a — d; de andere brak bij een hoek van 70°.

De duur der proef was 45 seconden tot 2 minuten, gemiddeld 80 sec.; de gemiddelde temperatuur bij den laatsten hamerslag —44°.

De tweede reeks omvatte 6 strooken, waarvan 3 onbeschadigd en 3 beschadigd (als boven). Alle proefstrooken, ook de beschadigde, lieten zich zonder te breken, doorbuigen tot a — 3 a 3^ d.

De duur der proef wisselde af van 60 tot 90 sec. en was gemiddeld 70 sec. de gemiddelde temperatuur bij den laatsten hamerslag was —55°.

De derde reeks omvatte 7 strooken, waarvan 3 onbeschadigd, 3 beschadio-d (als boven) en een doorboord (als boven). Beschadigde en onbeschadigde staven lieten zich doorbuigen, zonder te breken, tot a — 3 a 3K d.

De duur der proef bedroeg 60 tot 120 sec, gemiddeld 80 sec.; de gemiddelde temperatuur bij den laatsten hamerslag was —44°.

De vierde reeks omvatte 11 strooken, waarvan 6 onbeschadigd en 5 beschadigd (als boven). Van deze 11 strooken diende er een om de vermoedelijke oorspronkelijke temperatuur in de fluweelen omhulling te bepalen, zooals boven omschreven. Alle 11 strooken lieten zich doorbuigen zonder te breken, tot a — 3 a 3!^ d. De duur der proef wisselde af van 60 tot 150 sec, en was gemiddeld 105 sec; de gemiddelde temperatuur der 10 strooken bij den laatsten hamerslag bedroeg —58°.

Om na te gaan, of er nog andere verschijnselen zouden zijn waar te nemen, wanneer men de proefstrooken zeer lang in den vrieszak liet, werden later nog 6 proefstaven — met eenige stalen cylinders voor een calorimeterproef, te zamen met een wijngeest-thermometer — ingepakt.

De afkoeling door koolzuur bleef 4 uren inwerken op het eerst uitgenomen stuk en 5 uren op het laatst uitgenomen stuk.