222

heid om zich van de deugdelijkheid van de geleverde materialen te overtuigen.

Sedert de oprichting was het proefstation slechts ingericht voor het mechanisch onderzoek van steenen en cement (behalve natuurlijk het chemisch onderzoek van alle bouwstoffen). Door het plaatsen van eene krachtige trekmachine is aan genoemde inrichting nu de gelegenheid geopend om ook metalen te beproeven; eene korte beschrijving dezer machine, naar aanleiding van eene persoonlijke bezichtiging, moge hier een plaatsje vinden.

Het te onderzoeken proefstuk wordt aan een zware schroefspil opgehangen en aan het ondereind verbonden met een stelsel hefboomen om de door de schroef uitgeoefende kracht te meten. Het proefstuk hangt daarbij zóó, dat men het tijdens de beproeving gemakkelijk van alle kanten bezichtigen kan. De schroefspil wordt langzaam opgetrokken door een raderwerk met twee overbrengingen in verschillende verhouding, de eene voor het geval dat de uit te oefenen trekkracht gering, de andere voor het geval dat die kracht groot is, terwijl een derde overbrenging dient om de onbelaste schroefspil snel te bewegen bij het voorbereiden van de proef.

Het eigen gewicht van het hefboomstelsel wordt in evenwicht gehouden door een daarvoor aanwezig tegenwicht; de trekkracht, die door de schroefspil op het proefstuk wordt uitgeoefend, wordt in evenwicht gehouden en gemeten door een gewicht dat door een handwieltje, en door tusschenkomst van een op den grooten hefboom geplaatst schroefasje, over dien hefboom verschoven wordt. Wanneer dit gewicht onder het mes hangt, is de kracht die op het proefstuk wordt uitgeoefend 0, en wanneer het aan het eind van den hefboom hangt is die kracht 25,000 K.G.

De beweging van het handwieltje doet tevens een koperen trommel draaien, op beide is de verdeeling der belasting aangebracht, een verschil van 10 K.G. is op den omtrek van het handwieltje zichtbaar als een lengte van ongeveer 2 centimeter, zoodat men met gemak een vermeerdering van een kilogram kan aflezen. Wanneer men van de proefneming een door de machine zelf geschreven diagram wenscht, wordt op de trommel een verdeelde papieren strook bevestigd, terwijl een potlood verbonden is met het ondereind van de schroefspil. Het potlood teekent aldus door zijn verticale beweging over de in een horizontalen cirkelomtrek bewegenden papierstrook een lijn, welke de draagkracht bij de verschillende graden van uitrekking voorstelt. Een eenvoudiger en daarom zekerder manier van zelfwerkende registratie is wel niet mogelijk, het is evenwel raadzaam bij proeven met ronde proefstaven koppen aan de einden te nemen, daar platte staven welke door klemming tusschen spieën in de machine moeten bevestigd worden, licht eenigszins doorschieten eer zij goed gepakt worden. Voor de meting van de uitrekking op het proefstuk zelf, heeft dit geen bezwaar, maar in het automatisch diagram zou hierdoor de uitrekking grooter schijnen dan zij werkelijk was. Bij de ronde proefstukken bestaat hiervoor geen gevaar, daar de koppen onbewegelijk in pannen liggen.

Voor het nemen van buigproeven is bij de machine een dwarsbalk aanwezig, welke aan het ondereind van de schroefspil opgehangen kan worden. Deze balk draagt aan de einden een paar messen, waarop men de te buigen staaf legt. Om het midden van het proefstuk wordt een beugel gelegd, welke, evenals boven bij het proefstuk voor trekweerstand besproken werd met het hefboomenstelsel verbonden kan worden. Wanneer nu de schroefspil omhoog gedraaid wordt licht men daardoor de einden van het proefstuk op terwijl het midden door de met het hefboomstelsel te meten kracht omlaag gehouden wordt.

Ook voor het nemen van drukproeven zou deze machine door er een afzonderlijke inrichting aan toe te voegen, geschikt gemaakt kunnen worden. Daar het proefstation voor het nemen van drukproeven met den hydrauüschen pers voor cementonderzoek reeds volledig ingericht was, is hier deze inrichting achterwege gebleven.

Bij de trekmachine is gevoegd een hefboom met schaal voor gewoon gewicht. Deze hefboom kan zoodanig tusschen de schroefspil en het hefboomstelsel opgehangen worden dat men de werking van het schuifgewicht en de aanwijzing der belasting op den verdeelden trommel en het handwiel desverlangd controleeren kan ten einde zich van de juistheid der verkregen resultaten te overtuigen.

Tijdens mijn bezoek was de machine nog uitsluitend ingericht voor handkracht, zij is echter zoodanig opgesteld dat er slechts een paar drijfriemen aangebracht behoeven te worden om na plaatsing eener gasmachine, de beweging van de schroefspil daardoor te laten geschieden. De fundeering voor die gasmachine

was reeds aanwezig. De gasmotor zal tevens de voor het cementen steenonderzoek aanwezige machines drijven, waarop bij de plaatsing reeds dadelijk gerekend schijnt te zijn.

Amsterdam, Mei 1892. H. Reinhold.

BEOORDEELING EN AANKONDIGING VAN TECHNISCHE WERKEN.

The mechanical and other properties of Iron and Steel in connection with their chemical composition,hy A. Vosmaer. — London, 1891. — E. & F. Spon.

Ofschoon in n°. W, blz. 200, reeds eene beoordeeling van de hand van den heer F. L. Ortt over bovengenoemd werk voorkomt, meenen wij toch den lezers van «De Ingenieur» geen ondienst te doen met hier ook het oordeel van den Duitschen professor A. Ledebur over dit belangrijke werk te laten volgen.

Deze beoordeeling is ons toegezonden door den heer J. L. Terneden, die tevens de uitspraak des schrijvers toelicht, welke door den heer Ortt in zijne beoordeeling wordt aangehaald en hem niet onweerlegbaar toeschijnt. Red.

Dit interessante geschrift van onzen landgenoot vond onverwijld in wijde kringen van Duitsche vakmannen een hoogst gunstige ontvangst. Prof. A. Ledebur schrijft daarover:

»Zooals de vervaardiger in het voorwoord zegt, zal dit boek in korte trekken alles aanbieden, wat wij over het onderwerp, in den titel vermeld, kunnen mededeelen. Aan deze belofte heeft de vervaardiger op de meent bevredigende wijze voldaan. Op 203 bladzijden zijn de verschillende in het ijzer optredende elementen en hun invloed daarop, behandeld. Zonder breedsprakig te worden, is de schrijver er in geslaagd, de gewichtigste elementen aan te halen en hunne werking op gemakkelijk verstaanbare, bevattelijke wijze toe te lichten. Velen, die niet juist een nieuw standaardwerk over de algemeene ijzervervaardiging bij de hand hebben, zullen met veel voordeel dit kleinere werk kunnen raadplegen.

»Een vraagteeken zou ik wel op blz. 157 en 158 willen zetten, waar van het opnemen van calcium in ijzer sprake is. Weliswaar, werd reeds dikwerf een calciumgehalte in ijzer gevonden; als men echter den oorsprong daarvan wetenschappelijk navorschte, dan bleek het, dat dit calciumgehalte uit geheel andere bronnen, en wel hoofdzakelijk uit het gebruikte flltreerpapier afkomstig was. Vele dezer papiersoorten geven zeer rijkelijke hoeveelheden kalkaarde af, wat dikwerf uit het oog werd verloren.

»De mogelijkheid van een calciumgehalte in het ijzer mag men intusscften ernstig betwijfelen. Dat bij het omsmelten in den koepeloven het vermeende calciumgehalte van een Cleveland-ruwijzer zelfs van 0.4 °/0 tot 0.8 0/o zou voorgekomen zijn, zooals de schrijver op grond eener vroeger geopenbaarde Engelsche analyse mededeelt, zal wel door niemand worden aangenomen, wien de chemische eigenaardigheden van het smelten in den koepeloven van naderbij bekend zijn.

»Den schrijver van dit werk kan hierover echter geen verwijt worden gemaakt, wijl hij op goed vertrouwen, van openbaar gemaakte analysen mededeeling deed; het scheen mij echter een passende gelegenheid toe, deze zaak openlijk even te bespreken.

»Zooals de ervaring leert, blijven maar al te gaarne dergelijke dwalingen jaren lang in vele nieuwe boekwerken voortleven, en de nieuweling, welke die raadpleegt, krijgt verkeerde begrippen over zijn studie-onderwerp."

Ook de heer F. L. Ortt wijdt in «De Ingenieur» van 7 Mei -1892, n°. 19, aan dit werk een woord van rechtmatige hulde, en besluit zijn artikel met het citeeren van de navolgende zinsnede: »Tungsten largely »increases the strength of steel; however, as ultimate strength and »elastic limit are very near one another, there is no chance for practical tuse", en daaraan toe te voegen, dat deze uitspraak wel voor tegenspraak vatbaar schijnt.

Voor zooverre het gebruik van dit metaal voor bouwwerken wordt bedoeld, is de zinsnede alleszins juist.

Het itungsteen- of wolframstaai werd het eerst door Mushet, als speciaal, ook als titaanstaai in den handel gebracht. Al spoedig wees de chemie aan, dat geen titaan, maar wel wolfram in het metaal aanwezig was. Toen kreeg het den naam van selfhardening steel, zijnde natuurhard, omdat het tot snijgereedschap bewerkt, niet zooals ander staal, door indompeling in water wordt gehard, maar na donkerrood verwarmd te zijn, in treklucht ter afkoeling wordt neergelegd. Stomp geworden, wordt het niet meer besmeed, maar slechts bijgeslepen.

De groote hardheid van het wolframstaai met 4—7 °/ wolfram- en circa 1.7 °/D koolstof, bemoeilijkt in hooge mate zijne besmeding.

Het dient voor magneten, draaibeitels voor harde bandages enz.

De fabrikant F. Bischoff alhier, maakt zelfs tweeërlei soorten, wolfram- en zoogenaamd diamantstaai, Krupp te Essen, de Bergische Stahl-Industrie te Remscheid en meer anderen leveren het als speciaal staal af.

Het wordt betrekkelijk veelvuldig vervaardigd, en heeft dus in tegenstelling met den geciteerden zin, wel a practical use.

Duisburg, 10 Mei 1892. J. L. Terneden.