DE INGENIEUR.

Orgaan

7e Jaargang.

247

1892. - Jf2 24.

VEREEN1GING VAN BURGERLIJKE INGENIEURS,

WiiHiM prill aai li tecMiel m üb wmm Tan Opïare Werken si IraMd

Prijs per Jaarsan:

Franco per post.

Voor Nederland; / 8.—

Voor het Buitenland met vooruitbetaling ... - 10.50 Voor leden der Vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs

worden bovenstaande prijzen met ƒ 2.— verminderd. Men abonneert zich voor een jaargang. Over het bedrag der abonnementen in Nederland

wordt halfjaarlijks door de Administratie beschikt. Afzonderlijke nummers 20 cents. — Bewijsnummers

10 cents.

Verschijnt eiken Zaterdag.

Abonnementen, stukken en mededeelingen, boeken brochures, enz. te richten aan de Redactie: Sundastraat No. 6, te 's-Gravenhage.

Advertentién uiterlijk Vrijdags 12 ure des voormiddags intezenden aan de Administratie: Gebb. Bemnfante, voorh.: A. D. Schinkel, Pavelj oensgracht No. 19, te 's-Gravenhage.

's Gravenhage, II Juni.

Prijs der Alvertentiia:

Per regel , / 0.25

Groote letters naar plaatsruimte.

Abonnementen volgens afzonderlijke overeenkomst.

Bij eene eerste plaatsing van annonces voor 'Aanbestedingen is de prijs per regel ƒ0.15; bij eene tweede en meerdere plaatsing van dezelfde annonce ƒ0.10.

Bij abonnement op Advertentiën wordt het blad gratis toegezonden

Verantwoordelijk Redacteur: 3. van Heürn, Giv.-Ing., 's-Gravenhage.

INHOUD.

Beschouwingen betreffende het Wetsontwerp voor den aanleg van een dam in het Westgat van Soerabaija, van at Oedjong Piring naar het Djamoean-rif, straat Madura; door H. Wakkie, oud-hootdingenieur van den Waterstant in Ned.-Indië. — verganering van het Kon. Instituut van Ingenieurs, gehouden op Donderdag 9 Juni ji. m het gebouw Diligentia te 's Gravenhage. — Staten-Generaal. — Ingezonden stukken. — Weerkundige waarnemingen. — Rivierberiehten. — Binnen- en Buitenlandscne Berichten. — Benoemingen, verplaatsingen, enz. — Open Betrekkingen.

"beschouwingen

BETREFFENDE HET

Wetsontwerp voor den aanleg van een dam in het, Westgat van Soerabaija,

"VAN AF

g Piring naar het Djamoean-rif, straat ladura.

oor den Minister van kolomen is aan ae siaieu-w"^

raai bij suppletoire Indische begrooting een .krediet van f 300.000 aansrp.vraasrd. om de Indische Regeering

Sin Hp 0-plPo-pnhAirl tp stellen onmiddelliik maatregelen te

nemen tot aanleg van een dam van Oedjong Piring naar het

Djamoean-rif (Westgat van Soerabaija), waartoe besloten is en waarvan de kosten geraamd zijn op f 1,900,000.

De commissie van deskundigen hier te lande, die dit ontwerp heeft onderzocht (de heeren M. H. Jansen, lid van den Raad van State, J. F. W. Conrad, lid van de Tweede Kamer en Ph. "W. van der Sleijden, hoofdingenieur van den Rijks Waterstaat) heeft, in overeenstemming met het advies der Indische autoriteiten, de noodzakelijkheid erkend van onverwijlden aanleg van den dam.

Dit voorstel van de Indische Regeering valt samen met de ongunstige berichten, die uit Indië zijn gekomen, betreffende den toestand van het vaarwater in het Westgat.

Uit de opname, vanwege de Marine en den Waterstaat gedaan, is gebleken, dat de toestand van het vaarwater weder belangrijk slechter is geworden en dat de aanslibbing (aangroeiing van de banken), nu de bocht (baai) van Sidaijoe met het slib van de Solo gevuld raakt, zoodanig is toegenomen, dat, evenals vóór de opening van den nieuwen mond in 1885, op nieuw het vaarwater bedorven en onbruikbaar gemaakt wordt.

Het Koloniaal Verslag van 1890 en tot Mei 1891 aangevuld, meldt ons omtrent dit punt: «De zoo goed als afgeloopen werken «tot instandhouding van het vaarwater in den Noordelijken mgang «van Straat Madura (Westgat Soerabaija) bepaalde zich in 1890 «tot het onderhoud van de dammen en het weggraven van de «nadeelig werkende bermen. .• •

«Gebaggerd werd er niet meer. De moeilijkheid die de scheepvaart in de Kali Miring ondervond" enz. en verder: «In 1890 had «vanwege de Marine de vierjaarlijksche opneming van bedoeld «vaarwater plaats. De uitkomsten werden ter vergelijking met de

«toestanden in vroegere jaren bewerkt en toonaen eenigen acnter«uitgang aan. Het blijkt nu dat de verlegging van de monding

Uedjong JraiigK.a ^uaai van oiuaijoej

«der Solo-rivipr in dp richtinar

«inderdaad slechts als een tüdeliik hulpmiddel tot behoud van het

«Wester vaarwater moet beschouwd worden. Op een meer afdoend

De Vereeniglua: m Burgerlijke Ingenieurs stelt zien in geenen ieele verantwoordelijk toot ie denkbeelden in de onderscleidene Bijdragen ontwikkeld ot toegelicM.

«middel om dat behoud te verzekeren, namelijk het verwijderen «van de Solo-monding tot op grooten afstand van den ingang van «het Wester vaarwater, b.v. tot op de grens van de resi«dentién Soerabaija en Rembang, is gerekend in het ontwerp tot «bevloeiing van de Solo-vallei, waarvan sprake is op blz. 142/143 «hiervoor.

«Voor net tot stand brengen van deze nieuwe uitwatering is «onder de 18 millioen, waarop de totale kosten van de werken «ten behoeve van de Solo-vallei geraamd zijn, eene som van 5x/j «millioen begrepen. Volgens berichten van Mei jl. bestond het «voornemen om te doen onderzoeken in hoeverre de aanleg van «den bovenbedoelden dam van Oedjong Piring naar Djamoean-rif «onvermijdelijk is om inmiddels het Wester vaarwater op diepte «te houden tot tijd en wijle de doorgraving van Rembang zal zijn «tot stand gekomen en in hoever voor dat doel wellicht volstaan «zou kunnen worden met een dam van minder lengte en minder «hechte constructie dan waarop vroeger gerekend was."

De verlegging van den mond van de Solo-rivier naar Oedjong Pano-ka door de bocht van Sidaijoe, met het doel daardoor verbetering van het vaarwater in het Westgat van Straat Madura te verkrijgen, heeft dus geen doel getroffen en het kapitaal daaraan ten koste gelegd is voor het grootste deel als verloren te beschouwen.

Het échec, met dit werk geleden, is groot, maar schijnt nog niet groot genoeg te zijn om zoo spoedig mogelijk tot het mijns inziens eenige goede maar dure plan, de verlegging van den mond van de Solo-rivier naar de grens van de residentie Rembang, over te gaan; weder wordt een palliatief voorgesteld dat tot nog grootere decepties zal lijden dan nu reeds ondervonden zijn en bij de 3.5 millioen, reeds uitgegeven, zullen weder 2 millioen gevoegd worden.

Het voorstel tot het leggen van een dam van Oedjong Piring naar het Djamoean-rif is uitgegaan van de commissie, die belast was met het uitbrengen van advies betreffende het voorstel van de Indische Regeering tot verlegging van den mond van de Solo-rivier.

Die commissie, bestaande uit de heeren M. H. Jansen, lid van den Raad van State, en den hoofdingenieur van den Waterstaat J. A. A. Waldorp, was van meening dat door de afsluiting van een deel van het Westgat beoosten het Djamoean-rif de getijstroomen in het vaarwater krachtiger zouden werken en die meerdere kracht voldoende zoude zijn om de aangroeiing van de banken tegen te gaan, waardoor tevens eene vernauwing van het vaarwater aldaar zou worden voorkomen.

Dit voorstel is uit Indië bestreden op verschillende gronden, en bij de vaststelling van de begrooting voor 1882, waarop geld voor den dam uitgetrokken was, is bij amendement die post er uit genomen, terwijl de gelden, aangevraagd voor den nieuwen Solo-mond, na 'krachtige verdediging van den afgevaardigde voor Amsterdam, wijlen den heer Wichers en den afgevaardigde voor Arnhem, den heer Ph. W. van der Sleijden, die minder gunstig oordeelde, werden toegestaan.

De afgevaardigde de heer J. J, van Kerkwijk had voorgesteld de zaak nader te onderzoeken, hetgeen hij, met het oog op de geschiedenis van het eerste plan van de haven van Batavia, dringend noodig achtte.