29a

203 schepen geheel en 40 gedeeltelijk met hout beladen vielen binnen, terwijl volgens de Rijksstatistiek zijn ingevoerd 177,622 tonnen scheepsbouw- en timmerhout.

Wijziging is gebracht in de regeling van haven-, schut- en bruggeld ; betaling van havengeld in eens voor het geheele jaar is verplichtend gesteld voor vaartuigen, geheel of hoofdzakelijk bestemd voor het gebruik binnen de gemeente en voor deze het havengeld aanmerkelijk verhoogd, doch tevens het schutgeld afgeschaft uitgezonderd evenwel schutting op buitengewonen tijd.

De beweging aan de Handelskade nam in het afgeloopen jaar wederom toe, 407 schepen werden gelost tegen 399 in 1890 en 345 in 1889.

Met den aanleg van een golfbrekenden dam in het afgesloten IJ op 230 M afstand uit en evenwijdig aan de Handelskade werd een begin gemaakt en voor een groot gedeelte werd die arbeid voltooid.

De Oranjesluizen werden 18 Maart 1872 voor het verkeer geopend. In het tiental jaren 1872—1881 werden per jaar gemiddeld geschut 79,913 schepen, en in het tijdvak van 1882—1891 per jaar gemiddeld geschut 86,709 schepen, terwijl in het jaar 1891 geschut werden 106,818 schepen.

Ofschoon in 1880 tot den aanleg van het Merwedekanaal besloten werd en toen een tijdvak van vier jaren voor de voltooiing van het kanaal in het vooruitzicht gesteld is, zal een driemaal langer tijdvak noodig zijn om Amsterdam eene nieuwe verbinding met den Rijn te geven.

1 Augustus 1891 werd het kanaalvak Amsterdam—Nichtevecht voor de scheepvaart geopend en wellicht zal in 1892 het kanaalpand Amsterdam—Vreeswijk voor de scheepvaart opengesteld kunnen worden.

In het afgeloopen jaar is een hoogst belangrijke stap tot verbetering van de verbinding met den Rijn gedaan. Öp voorstel van Z. E. den Minister van "Waterstaat, H. en N. is bij de begrooting f200,000 meer toegestaan voor de verbetering van Lek en Neder-Rijn dan aanvankelijk op de begrooting was uitgetrokken.

De Minister heeft het voornemen de vaardiepte 'te brengen op 2 M. bij den waterstand aan de peilschaal te Keulen van 1.50 M., een waterstand welke slechts enkele dagen in het jaar voorkomt.

Over het algemeen bleef de toestand der Amsterdamsche nijverheid vrij wel gelijk aan dien van het vorige jaar.

Nieuwe takken van industrie van eenig aanbelang werden niet gevestigd, daarentegen zagen vele bestaande ondernemingen zich door toenemenden afzet en plaatsgebrek genoodzaakt verdere uitbreiding aan hare inrichting te geven.

De Koninklijke fabriek van stoom- en andere werktuigen onderging eene wijziging; de scheepswerf verviel en de nieuwe maatschappij legt zich vooral toe op den bouw van spoorwegmaterieel.

De plantenboterfabriek moest wegens ongunstige uitkomsten haar bedrijf staken.

De maximum capaciteit der installatie van de maatschappij voor electrische stations «Electra» in de Kalverstraat werd reeds in het begin van het jaar bereikt; slechts 300 lampen konden van daaruit bediend worden.

Eene nieuwe centrale fabriek aan den Haarlemmerweg met een net van electrische kabels ter lengte van 18 K.M. werd ingericht.

Men is thans gevorderd tot het opstellen van 8 stoomketels van groote afmetingen, benevens

3 stoomdynamo's ieder van 600 P.K. en 6000 gloeilampen. 1 » » 300 » » 3000 »

1 » » 150 » » 1500 »

In 1891 is eindelijk de beursquaestie tot een oplossing gebracht, ten minste er is in den gemeenteraad met 19 tegen 16 stemmen besloten een nieuw gebouw (plan W. P. Werker) te stichten aan het Damrak tusschen de Oudebrugsteeg en het Bijbelhótel.

Het tot stand komen van de nieuwe postwet in haar geheel wordt eene belangrijke verbetering in den bestaanden toestand geacht en van hare werking worden de beste verwachtingen gekoesterd. Ontvangen werden aan het postkantoor 8,278,637 brieven, 5,283,867 briefkaarten en 9,183,991 drukwerken tegen in 1890 respectievelijk: 8,215,600, 5,163,626 en 9,030,034.

Aan het Rijkstelegraafkantoor werden aangeboden en verzonden 645,724 telegrammen, ontvangen en besteld 800,317; bovendien werden circa 17,000 stadstelegrammen gewisseld.

Het telephoonverkeer breidde zich zoowel plaatselijk als op de intercommunale lijnen belangrijk uit.

Het aantal gesprekken kan veilig op ongeveer 10,000 per dag worden gesteld.

Tusschen Rotterdam en Amsterdam werd een derde geleiding bij gespannen en een lijn met 2 draden werd in 'het afgeloopen jaar aangelegd van Hilversum naar Groningen, waardoor ook Groningen met Amsterdam in telephonische verbinding werd gebracht.

In het arrondissement Amsterdam werden uitgesproken 199 faillissementen zijnde 45 minder dan in 1890.

Joh. Krap.

STATEN-GENERAAL.

Goedkeuring van internationale overeenkomsten tot bescherming van den industrieelen eigendom. (No. 142.)

Bij Koninklijke Boodschap van 12 Maart 1892 werd een wetsontwerp ingediend, waarvan de strekking is, dat goedgekeurd worden drie overeenkomsten, den 14den en 15den April 1891 te Madrid door de

gevolmachtigden van een aantal Staten, in verband met het tractaat van 20 Maart 1883, geteekend. Deze overeenkomsten betreffen:

No. 1. De instelling eener internationale inschrijving van fabrieksen handelsmerken.

No. 2. De vaststelling der inkomsten van het Internationaal Bureau van inschrijving, hetwelk te Bern gevestigd is.

No. 3. Bepalingen aangaande de uitlegging en toepassing van het tractaat van 1883.

De sub 1 bedoelde schikking heeft ten doel eene centrale en internationale inschrijving mogelijk te maken, waardoor aan het gedeponeerde merk zonder verdere formaliteit van de zijde van den inzender de wettelijke bescherming in de andere contracteerende Staten wordt verzekerd.

De inschrijving geschiedt door tusschenkomst van het bureau belast met den bijzonderen dienst van den industrieelen eigendom in het land van oorsprong, aan het Internationaal Bureau te Bern, dat de bijzondere bureaux in de andere Rijken in staat stelt aldaar voor de inschrijving te zorgen. Zij wordt alleen gedaan op verzoek der belanghebbenden, zoodat de internationale bescherming zich slechts zal uitstrekken tot die merken, voor welke daaraan behoefte gevoeld wordt.

Voor de belanghebbenden zal dit een groot voordeel zijn, daar zij zich thans door onbekendheid met de taal en met de vereischte formaliteiten in het vreemde land, veelal moeten wenden tot agenten en langs dien weg soms in één Staat vijfmaal meer betalen dan het bedrag der nationale taks, terwijl zij volgens de nu voorgestelde regeling bescherming zullen kunnen genieten in al de vreemde toegetreden Staten voor eene som van ongeveer vijftig gulden, alzoo voor een veel lager bedrag dan zelfs de wettelijke nationale taksen gezamenlijk uitmaken.

In de sub 2 bedoelde overeenkomst wordt bepaald, dat de kosten van het Internationaal Bureau gemeenschappelijk door de contracteerende Staten zullen worden betaald en dat zij in geen geval eene som van zestig duizend franken zullen te boven gaan.

Over dit ontwerp verscheen een uitgebreid Voorloopig Verslag en, naar aanleiding daarvan, eene nog uitgebreider Memorie van Beantwoording.

Het zou te veel ruimte innemen dit schriftelijk debat hier op den voet te volgen. Bovendien, het loopt grootendeels over strijdpunten, die den meesten lezers van «De Ingenieur» slechts matige belangstelling zullen inboezemen.

Maar op één zaak, die ter sprake kwam, meenen wij de aandacht te moeten vestigen, namelijk op de wenschelijkheid om ook in ons land eene octrooiwet in het leven te roepen; eene quaestie, die ook in dit weekblad bij herhaling behandeld werd.

De Memorie van Toelichting bevat daaromtrent het volgende:

»In verschillende afdeelingen kwamen naar aanleiding dezer overeenkomsten de octrooien van uitvinding ter sprake.

De artt. III en X van het interpretatieve Protocol (overeenkomst n°. 3) maken van octrooien gewag. Al meende men nu vrij algemeen, dat, zoolang Nederland geen octrooiwet heeft, deze artikelen als voor ons niet geschreven moeten beschouwd worden, en al kon men zich dus niet vereenigen met de zienswijze van enkelen, dat bij goedkeuring dezer overeenkomsten de verplichting op Nederland zou rusten om eene octrooiwet in te voeren, zoo betreurden sommige leden toch, dat dooiden Nederlandschen afgevaardigde niet uitdrukkelijk is geconstateerd, dat ten onzent geen octrooiwet bestaat.

Hiertegen werd opgemerkt, dat reeds in een der processen-verbaal van de conferentie te Parijs, die leidde tot de oorspronkelijke conventie van 1883, daaromtrent eene uitdrukkelijke verklaring van onzen afgevaardigde is opgenomen, welke verklaring nogmaals werd uitgedrukt in het protocol van ratificatie dier overeenkomst.

Men wenschte in elk geval van de Regeering de verzekering te ontvangen, dat door het toetreden tot deze overeenkomsten in geen enkel opzicht'inbreuk wordt gemaakt op de vrijheid van wetgeving aangaande deze zaak in de toekomst.

Omtrent de wenschelijkheid zelve van de invoering eener octrooiwet werd verschillend gedacht.

De meeste leden, die zich hierover uitlieten, ontwikkelden bezwaren tegen eene octrooiwetgeving, welke zij voor ons land nadeelig zouden achten. Daarentegen waren andere leden van oordeel, dat veel voor de invoering eener octrooiwet pleit, ook omdat Nederland, het eenige land in Europa, buiten Turkije waar eene dergelijke wet niet bestaat (Zwitserland heeft den 29sten Juni 1888 eene octrooiwet ingevoerd), bij zijn volkomen isolement op dit punt, gevaar zou loopen zich later van de bescherming zijner fabrieksmerken in het buitenland uitgesloten te zien.

Door vele leden werd prijs gesteld op de mededeeling van het gevoelen der Regeering omtrent deze quaestie, en de wensch te kennen gegeven, dat zij hare voornemens te dien opzichte zou kenbaar maken. Andere leden ' wenschten bij de behandeling dezer overeenkomsten de vraag in hoeverre de invoering eener octrooiwet wenschelijk was in geenen deele te praejudicieeren, en zagen in het uitlokken eener verklaring der Regeering op dit punt dan ook geen heil.

Wat antwoordt nu hierop de Regeering?

»Door de goedkeuring van deze overeenkomsten — zoo verklaarde zij — neemt Nederland volstrekt niet de verplichting opzich om eene octrooiwet in te voeren. Evenmin als de betrekkelijke bepalingen der Conventie van 1883 zullen de bepalingen van de sub 3°. genoemde overeenkomst, voor zoover zij octrooien betreffen, voor Nederland gelden, zoolang hier te landen geen octrooiwet bestaat.

Er is geen reden om de houding van den Nederlandschen afgevaardigde ter conferentie te Madrid ten aanzien van dit onderwerp te betreuren.