295

statistiek, de statistiek van het armwezen, de statistiek van in-, uit-, en doorvoer, handels- en nijverheidsstatistiek. Ook bestaat er veel aanleiding tot de dikwijls gehoorde klacht dat statistische opgaven op on vertrouwbare wijze worden verzameld.

Zeer noodig is het daarom eene instelling in het leven te roepen, wier bepaalde taak het is, de deugdelijkheid, de bruikbaarheid en het onderling verband van de Regeeringsstatistiek ter toetse te brengen aan de eischen van bestuur, wetenschap en practijk, en zich bezig te houden met het overwegen van de meest doeltreffende middelen om vertrouwbare gegevens te verzamelen. Ook tot het vermijden van nuttelooze uitgaven, die thans aan menige statistiek worden ten koste gelegd, zonder dat er gelegenheid is de noodzakelijkheid daarvan jaarlijks te onderzoeken, is zulk eene instelling noodig.

Terwijl thans de behoefte gevoeld wordt aan menige statistiek, aan de bewerking waarvan niet gedacht kan worden omdat de noodige werkkrachten ontbreken, zal die behoefte bevrediging kunnen vinden wanneer er eene instelling bestaat aan wie het bewerken van zoodanige statistiek kan worden opgedragen.

Die instelling zal ook het leggen van meer verband tusschen de verschillende provinciën ter zake van het verzamelen en verwerken van statistiek kunnen bevorderen.

Om in de behoefte aan eene centrale instelling voor de statistiek, die een zoodam'gen invloed uitoefent, dat alle werkzaamheden naar orde en regelmaat, en naar practische regelen worden verricht, zoodat de verrichte arbeid, moeite en kosten loonende, inderdaad aan bestuur, practijk en wetenschap ten goede komen, te voorzien, zijn drie verschillende maatregelen aanbevolen :

1°. de oprichting van een zelfstandig centraal bureau van statistiek ;

2°. de instelling van een bureau van statistiek als afdeeling van een der Departementen van algemeen bestuur ;

3°. de instelling van eene centrale commissie voor de statistiek.

Om verschillende redenen acht de Regeering de sub 1 en 2 genoemde middelen niet wenschelijk. Aan het derde geeft zij verre de voorkeur.

In navolging van België, waar de «Commission Centrale» sedert 4841 met het beste gevolg arbeidt, wenscht zij daarom ook hier te lande eene «Centrale Commissie» in het leven te roepen.

Zij stelt zich voor daarin «zoowel de wetenschap en de practijk als de administratiën van wie de belangrijkste statistieken uitgaan» stem te geven.

Omtrent den werkkring der Commissie zegt de Memorie van Toelichting :

«De Regeering en andere openbare besturen en autoriteiten voor te lichten in zake statistiek, zou in de eerste plaats de taak dier commissie zijn ; zij zou moeten worden belast met het geven van advies,

het desgevraagd maken van ontwerpen enz. betreffende de statistiek ten behoeve van de Departementen van algemeen bestuur en, op verzoek van zoodanig Departement ten behoeve van andere openbare besturen en autoriteiten Als zoodanig zou zij tot alle Departementen in gelijke betrekking staan, en met deze in rechtstreeksche verbinding worden gebracht; terwijl zij, wat haar budget en huishoudelijke aangelegenheden betreft, onder het Departement van Binnenlandsche Zaken zou ressorteeren. De commissie, waarvan het lidmaatschap zonder bezoldiging zal kunnen worden waargenomen, behoort te hebben eenen bezoldigden secretaris met eenig personeel onder zich. Daardoor zou zij ook in staat zijn, niet alleen van tijd tot tijd de bearbeiding van eene statistiek op zich te nemen, die beter door haar dan aan eenig Departement kan worden verricht, maar ook om gebruik te maken van de haar toe te kennen bevoegdheid om zelfstandig onderzoekingen in te stellen en te publiceeren. Daar de commissie geen gezag uitoefent zou zij de hulp der Regeering moeten inroepen, indien tot het verkrijgen der noodige gegevens voor de laatstbedoelde onderzoekingen ambtelijke tusschenkomst noodig is.

Vele vergaderingen zou de commissie niet behoeven te houden, indien de bepaling gemaakt wordt, dat de voorzitter te 's-Gravenhage woonplaats moet hebben, zoodat hij met den secretaris zich kan belasten met de dagelijksche leiding en uitvoering van zaken, en de noodige voorbereiding der zaken voor elke vergadering, hetzij door het dagelijksch bestuur, hetzij door subcommissiën, behoorlijk wordt geregeld.

De commissie van 1858 was, volgens Koninklijk besluit, verplicht maandelijks te vergaderen, maar zij stelde zelve de intrekking van dat voorschrift, voor.

Ook tot raadpleging van andere deskundigen, geen leden der commissie, moet de bevoegdheid worden gegeven.»

Veel zal de nieuwe instelling niet kosten. De Regeering raamt het totaal der jaarlijksche uitgaven op f45,000, in mindering waarvan dan nog komen de opbrengst van de door de commissie uit te geven bescheiden en de toelage van f 2000 aan de «Vereeniging voor de Statistiek», die vervallen kan.

In hare jongste vergadering betuigde die Vereeniging warme ingenomenheid met het Regeeringsvoorstel.

Ook wij hopen hartelijk, dat het ontwerp spoedig wet moge worden.

De behoefte — om van andere zaken niet te spreken — aan een deugdelijke statistiek op het gebied van nijverheid, handel en landbouw wordt dringend gevoeld. En de bestaande leemten wegen, zooals terecht in een der aangehaalde adressen werd gezegd, dubbel in onzen tijd nu de sociale wetgeving steeds meer de aandacht trekt.

Onraadzaam toch moet het heeten, maatregelen te nemen tot bescherming van de personen der arbeiders, tot regeling van den duur en de inrichting van hun werk, de wijze van loonbetaling en zoovele andere onderwerpen die aan de orde zijn gesteld, eer men het terrein, waarop men zich gaat bewegen, goed heeft verkend en dus de ver¬

moedelijke gevolgen der voorgestelde maatregelen althans eenigermate kan beoordeelen. En wanneer wij, ziende wat in Amerika, door de «Bureaux of Statistics of Labor», wat in Engeland, -door het nog zoo jeugdig «Labourdepartment of the Board of Trade» in dit opzicht reeds gepresteerd wordt, vragen hoe het hier te lande met de statistiek dezer onderwerpen gesteld is, dan vinden wij grootendeels negatieve uitkomsten.

Moge de Centrale Commissie ook op dit gewichtig gebied eene krachtige volkomen vertrouwbare leidsvrouw voor Regeering en Vertegenwoordiging worden. Th. S.

Weerkundige waarnemingen te Utrecht, 8 uur voormiddag.

_„„, Barometer- Windkracht, Tempera- I Gevallen

DATUM. stand in jSi„' volgens de tuur, graden I regen in

mM. neming ]o d soh Oelsitis . mM.

1 Juli 1892. 768.6 Z.W. 2 18 0

2 „ „ 767.6 W.N.W. 1 20 0

4 " l 760.9 Z.W. 4 22 0

5 „ „ 764.4 Z.W. 3 16 0

6 „ 759.2 Stil. — 16 11

7 „ „ 754.9 Z.W. 5 17 1

Rivierberichten.

Waterhoogten in Meters + AP. 8 uur voormiddag.

Keulen ,T.- ! . Weeter- Maas-

1892. 7 uur Lobith. N«me- voort. tricht Venlo. Grave

•sm. gen' nem- (zelfr.pl. (brug).

^ I 1

2 Juli 38.92 11.53 9.15 9.21 9.74 41.93 9.55 5.69

3 „ 38.87 11.51 9.13 9.20 9.72 41.82 9.43 5.43

4 „ 38.81 11.47 9.09 9.18 9.69 41.85 9.31 5.30

5 „ 38.80 11.41 9.04 9.13 9.64 41.89 9.30 5.20

6 .„ 38.77 11.39 9.03 9.12 9.63 41.84 9.31 5.20

7 „ 38.70 11.37 8.98 9.11 9.60 41.86 9.27 5.18

8 „ 38.64 11.38 8.96 9.08 9.58 41.81 9.29 5.15

Keul. Lob. Nijm. Arnh.

35.85 13.91 6.22 6.95

36.85 9.37 6.87 7.51

37.35 9.79 7.60 7.88 38.66 11.25 8.72 9.00 43.65 15.70 12.62 12.71

45.36 16.68 13.50 13.28

Nul der oude schaal. Laagste stand bij open water te Keulen en te Maastricht, met daarmede overeenko¬

mende standen. . . . 36.85 9.37 6.87 7.51 8.02

Standen overeenkomende met 1.50 M.

+ peil te Keulen . . 37.35 9.79 7.60 7.88 8.38

Gem. zomerst. (1 Mei

tot 1 Nov.) 1881—90. 38.66 11.25 8.72 9.00 9.53

Merk III. (Verbod van stoomvaart). . . Hoogste stand bij

open water 45.36 16.68 13.50 13.28 13.92

Men zie verder „De Ingenieur" 1891, No. 1.

Westervoort

zelfr.jbrug.

)).S

7.37

7.87

8.21

9.38

13.57

tricht

42.20

41.70

42.87

46.95

Venlo

8.85

10.13

18.33

Grave

4.85

4.85

6.04

11.26

BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BERICHTEN.

Op de 27ste algemeene vergadering der vereeniging van leeraren aan inrichtingen van middelbaar onderwijs, welke op den 27sten Augustus te Leiden gehouden zal worden, zal o.a. de heer Huet een voordracht houden en het volgend onderwerp inleiden: In het belang eener goede regeling van het middelbaar onderwijs is het noodig de Polytechnische School los te maken van de wet op het middelbaar onderwijs. Deze maatregel is de vereischte voorbereiding voor de zoozeer gewenschte hervorming der Polytechnische. School tot eene instelling van hooger onderwijs.

In de «Nieuwe Rotterdamsche Courant» van den 8sten dezer komt van haren correspondent in Zuid-Afrika de volgende mededeeling voor:

Een groot succes is dezer dagen behaald door een onzer landgenooten, den heer A. G. A. van Eelde, vroeger sectie-ingenieur van de Nederlandsch Zuid-Afrikaansche spoorwegmaatschappij. Het gold den spoedigen bouw van eene tijdelijke spoorbrug over de Vaalrivier, met aansluitingsdammen aan den in' aanbouw zijnden spoorweg. De tijdelijke brug werd gemaakt door de Kaapkolonie, om het spoorleggen een drietal maanden eerder te kunnen beginnen, en zoodoende ook zooveel eerder met het transport van goederen via Oranje Vrijstaat naar Johannesburg te kunnen beginnen.

Het ontwerp werd gemaakt in Maart jl.

Den 45en April werd met het grondwerk aangevangen voor de toegangswegen der brug, onder toezicht van de Kaapsche ingenieurs. Op 20 April werd begonnen met den arbeid voor de houten hulpbrug, die opgedragen was aan onzen landgenoot.

Den 30en April was allen arbeid op den oever der rivier gereed