297

Besloten werd aan de Regeering en aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal een adres van instemming met dit ontwerp te zenden.

Daarna werd door mr. A. P. C. van Karnebeek een voordracht gehouden over de handelspolitiek der beschaafde Staten, hoofdzakelijk Frankrijk en Duitschland, met het oog op de jongste wetgevingen en tractaten. Wat Frankrijk betrof, wees spreker erop dat de nieuwe handelspolitiek in zoo ver mislukt is, dat de middelen, waardoor men zich tegen andere natiën wilde vrijwaren, mislukt zijn, daar slechts «nkele natiën zich bereid hebben verklaard tot vernieuwing van de h andelstractaten.

Voor Duitschland was er niet weinig aan gelegen, economische banden in het leven te roepen met Oostenrijk-Hongarije, Zwitserland en Italië; zelfs met België. En zoo gaf het den stoot tot het handelstractaten-verbond der midden-Europeesche staten. Hieraan lag voor Duitschland een politiek denkbeeld tegenover Frankrijk ten grondslag, maar ook van een economisch standpunt was dit noodzakelijk geworden, met het oog op den invloed dien Amerika op handelsgebied uitoefende. Spreker noemt dit in de handelspolitiek van Duitschland een belangrijk verschijnsel, de politiek buiten rekening gelaten, zonder twijfel een terugkeer tot de liberale handelsstaatkunde.

Intusschen waarschuwt spreker er tegen, de beteekenis van de jongste door Duitschland gesloten handelstractaten niet te overschatten.

In de bijzonderheden toont hij aan, waarom men er geen andere waarde aan moet hechten dan dat zij eene kentering vertegenwoordigen van de protectie in de richting van den vrijen handel. Maar men moet zich daaromtrent geen al te groote illusiën vormen.

Het is er nog ver van af dat Duitschland het vrijhandelsstelsel door het tractatenverbond is genaderd. Het is in de werkelijkheid niets anders dan een oogenblik van stilstand, een stap, die van het protectionisme verwijdert.

De heer Bake brengt vervolgens den invloed ter sprake van de Duitsche handelspolitiek op de Nederlandsche spoorwegen. Hij schetst de belemmering die zij ondervinden bij het vervoer naar Duitschland, Oostenrijk-Hongarije en de verder gelegen landen. Het eenige vervoer van beteekenis dat nog is overgebleven, loopt op Westfalen en de Rijnprovinciën. En dat moeten onze spoorwegen dan nog met België deelen. Zuid-Duitschland heeft nog voorliefde voor de westelijke havens, vooral voor de Nederlandsche, maar de positie van Antwerpen kan het vervoer op onze spoorwegen bij dat al schaden. Met het oog hierop toetst spreker de bepalingen van het Duitsch-Belgisch tractaat. Sprekers slotsom daarbij is, dat in bedoeld tractaat niets voorkomt wat ons ernstige vrees zou behoeven in te boezemen. Bovendien, het binnenlandsch verkeer te bevorderen, is de kern van het wezen onzer spoorwegen. Wat er bij komt is winst.

Dit is ook het gevoelen van den heer van Karnebeek, die voorts eene nadere omschrijving gaf van de surlaxes d'entrepöt, zooals die zijn omschreven in art. 3 van het bedoelde tractaat.

Nadat nog de heer van der Schuur de stelling verdedigd heeft dat al die beschermingsmaatregelen om ons heen ons minder kwaad gedaan hebben dan aan onze buren , zeiven, en de heer Boissevain gewezen heeft •op het noodzakelijke van eene internationale regeling van het muntwezen, waaraan de heer van Karnebeek zich geheel aansluit, en nog verscheidene andere sprekers het woord gevoerd hebben, werd de vergadering gesloten.

De Hooge Raad heeft het vonnis van de rechtbank te Arnhem, waarbij aan het waterschap de Oude IJssel het recht van bestaan werd ontzegd, vernietigd. Opnieuw is door den Hoogen Raad het recht van de Provinciale Staten erkend om waterschappen in het leven te roepen.

Ingevolge de peilingen van 28 Juni in den Nieuwen Rotterdamschen

Waterweg is als grondslag van de getijseinen van af den 4den Juli jl. aangenomen 75 d.M. bij gewoon laagwater (7 d.M. -|- AP.), zoowel overdag als 's nachts, zijnde het minste water in de 100 M. breede vaargeul, van 50 M. benoorden tot 50 M. bezuiden de lichtenlijnen. De diepte in het Zuiden bedraagt thans bij laagwater 64 d.M. en in den benedenmond van den Hoorn, Nieuwen Rotterdamschen Waterweg, 60 d.M.

De Maatschappij Zeebad Scheveningen heeft besloten, het Kurhaus aan weerszijden uit te breiden. De oude zijvleugels, waar thans het tooneel en de binnenbaden zijn, zullen verbouwd worden. In den eenen zal komen een behoorlijke schouwburgzaal eh in den anderen iets nieuws nl.: een ruim zwembassin met zeewater, een inrichting zooals nog nergens in het buitenland bestaat.

De verbouwing geeft tevens gelegenheid het getal logeerkamers met 70 te vermeerderen.

De «Ned. St-Ct.» van 24 dezer bevat de statuten der naamlooze vennootschap «Constantia» lncandescent Lamp Manufactorij Venloo, te Venlo.

Zij wordt aangegaan voor den tijd van 30 jaren en heeft ten doel het vervaardigen en in den handel brengen van electrische gloeilampen en aanverwante artikelen.

Het kapitaal is vastgesteld op f 75,000, verdeeld in 15 aandeelen, elk van f 5000.

Het beheer der vennootschap wordt gevoerd door een directeur, onder toezicht van twee commissarissen.

Voor de eerste maal is als directeur aangesteld de heer Willemsen, die niet verplicht is eenig aandeel in het maatschappelijk kapitaal te nemen.

Het parlement der Kaapkolonie heeft met algemeene stemmen de overeenkomst tusschen de regeering en de Nederlandsche Spoorwegmaatschappij goedgekeurd.

BENOEMINGEN, VERPLAATSINGEN, ENZ. Bij Kon. besluit van 30 Juni jl. zijn, met ingang van 1 Juli benoemd tot opzichter der 2de kl. voor het stoomwezen F. Vaas te Helmond en H. J. Hendrikse te Vlissingen.

Bij Kon. besluit van den 5den Juli jl. is benoemd tot bewaarder van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen te Hoorn, C. A. Vriesendorp, thans inspecteur der registratie en domeinen van de eerste klasse in de divisie van inspectie Middelburg.

Door den Minister van Koloniën is de heer M. Dittrich gesteld ter beschikking van den gouverneur-generaal van NederlandschIndië, om tijdelijk te worden benoemd tot buitengewoon opziener der 1ste kl. bij den dienst van het mijnwezen daar te lande.

De civiel- en bouwkundig ingenieur J. P. H. de Man is met ingang van 1 Juli benoemd tot tijdelijk adjunct-ingenieur bij de werkzaamheden tot verspreiding van het herziene Amsterdamsche peil.

De adspirant-ingenieur van 's Rijks Waterstaat H. L. van Hooff is met ingang van 15 Juli a.s. gesteld onder de bevelen van den hoofdingenieur in het 11e district, ten einde te worden toegevoegd aan den arrondissements-ingenieur te Terneuzen.

De heer A. J. C. Vitringa is benoemd tot ingenieur bij den dienst van weg en werken bij de Staatsspoorwegen in Rumenië, en vertrekt reeds Maandag a.s. naar Bucarest.

De Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben moeten besluiten tot de niet-toelating van den heer J. P. Havelaar als lid dier Staten, omdat de uitgeschreven herstemming niet in overeenstemming was met de wet. Zoo spoedig mogelijk zal nu eene nieuwe verkiezing in het district Ridderkerk worden uitgeschreven.

De secretaris der Staatscommissie voor de arbeiders-enquête, mr. Heijligers, is thans werkzaam gesteld aan het departement van Waterstaat, H. en N.

Tot administrateur der waterleiding te Almelo is benoemd de heer S. Brandenburg te Oudeschoot (Friesland).

Bij den bouw van het station te Nijmegen zijn als buitengewoon opzichters geplaatst de heeren: G. J. Veldkamp, belast met het hoofdtoezicht; N. J. Adema; H. J. Klein-Bentink en J. Veldkamp.

De heer A. Vreugdenhil is, voor den tijd van twee maanden, benoemd tot buitengewoon opzichter bij het baggerwerk in het vaarwater der rivier de IJssel bij Westervoort.

Aan de 2e luitenants der genie M. Engers, P. J. J. A. Geesink en L. H. van 'tSant, allen van het O.-I. leger, die met goed gevolg hunne studiën bij de 3e afdeeling der krijgsschool voor officieren te Breda hebben volbracht, is in afwachting van hun vertrek tot nader order verlof verleend.

In Ned.-Indië.

Bij den Waterstaat en 's Lands B. O. W.

Verleend: een tweejarig verlof naar Europa, wegens ziekte, aan den opzichter 1ste kl. J. W. van de Graaff.

Ontslagen: op verzoek, wegens ziekte, eervol uit zijne betrekking, de opzichter 2e kl. P. H. Briët ; eervol uit zijne betrekking, wegens ziekte, de waarnemende opzichter 3e kl. H. F. Th. Boesch.

Benoemd: tot ingenieur 1ste kl., de ingenieur 2e kl. J. K. E. Triebart ; tot ingenieur 2e kl., de ingenieurs 3e kl. H. van Gelderen en C. F. Stoel ; tot ingenieur 3e kl., de adspirantingenieurs E. A. van Arcken, F. Th. Engel en S. C. P. van Musschenbroek; tot adspirant-ingenieur, de civiel-ingenieur H. Ch. J. Strengnaerts ; tot opzichter 2e kl., de opzichter 3e kl. J. Vreedenburgh ; tot opzichter 3e kl., A. Mioulet, daartoe gesteld ter beschikking.

Bij de Genie.

Benoemd : tot adjudant van den chef der genie, de le luitenant H. W. Fischer, van de IVe afdeeling van het departement van oorlog (hoofdbureau der genie).