DE INGENIEUR.

353

Orgaan

T Jaargang. MK 1892. - Jte 34.

VEREENIGING VAN BURGERLIJKE INGENIEURS.

Prils per Jaargang:

Franco per post.

Voor Nederland ƒ 8.—

Voor het Buitenland met vooruitbetaling ... - 10.50 Voor leden der Vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs

worden bovenstaande prijzen met ƒ 2.— verminderd. Men abonneert zich voor een jaargang. Over het bedrag der abonnementen in Nederland

wordt halfjaarlijks door de Administratie beschikt. Afzonderlijke nummers 20 cents. — Bewijsnummers

10 cents.

Verschijnt eiken Zaterdag.

Abonnementen, stukken en niededeelingen, boekeu brochures, enz. te richten aan de Redactie: Sundastraat No. 6, te 's-Gravenhage.

Advertentién uiterlijk Vrijdags 12 ure des voormiddags intezenden aan de Administratie van dit Blad, Pavelj oensgracht No. 19, te 's-Gravenhage.

s Gravenhage, 20 Augustus.

Prils der Advertentién:

Per regel / 0.25

Groote letters naar plaatsruimte.

Abonnementen volgens afzonderlijke overeenkomst.

Bij eene eerste plaatsing van annonces voor Aanbestedingen is de prijs per regel ƒ0.15; bij eene tweede en meerdere plaatsing van dezelfde annonce ƒ 0.10.

Bij abonnement op Advertentién wordt het blad gratis toegezonden

Verantwoordelijk Redacteur: J. van Hedrn, Civ.-Ing., 's-Gravenhage. INHOUD.

De afsluiting en droogmaking der Zuiderzee, door Oh. Coomans (geïll.l. — Ingezonden Stukken, — Aanteekeuingen uit Technische Tijdschriften : The Engineering April 1892, vervolg, bewerkt door J. J. W. van Loenen Mabtinet. - Weerkundige waarnemingen. — Kivierberichten. — Binnen- en Buitenlandsche Berichten. Benoemingen, Verplaatsingen enz. — Open betrekkingen.

De afsluiting en droogmaking der Zuiderzee,

INLEIDING.

pet onderzoek der Zuiderzee-Vereeniging is afgeloopen ;

achtereenvolgens zijn in acht verschillende nota's de resultaten van' de studie van het Zuiderzeevraasstuk door de technioi der Zuiderzee-Vereeni-

aan de leden bekend gemaakt; eene Commissie uit

het Dagelijksch Bestuur der Zuiderzee-Vereeniging heeft hier¬

aan toegevoegd een verslag omtrent het onderzoek, dat zij heeft ingesteld om ook het Zuiderzee-vraagstuk te beschouwen van uit een sociaal en oeconomisch standpunt; de groote pers heeft zich de zaak aangetrokken, en in meerdere kiesvereenigingen wordt de droogmaking der Zuiderzee ter sprake gebracht, terwijl van tal van plaatsen adressen worden gericht aan de Regeering tot het doen uitvoeren der plannen. De Regeering schijnt zich de zaak te willen aantrekken, daar, zooals de couranten melden, een Staatscommissie zal benoemd worden tot onderzoek der plannen.

Thans acht ik dan ook het oogenblik gekomen om in het weekblad «De Ingenieur» een overzicht te geven van datgene, wat door de deskundigen der Zuiderzee-Vereeniging tot oplossing van het groote en moeielijke Zuiderzee-vraagstuk is gedaan. Door in beknopten vorm weer te geven wat, in de verschillende nota's is behandeld, waartoe hier en daar woordelijk gedeelten uit die nota's zijn overgenomen, en het een en ander toe te lichten met behulp van enkele kaarten en teekeningen, hoop ik aan die lezers, die niet geregeld in de gelegenheid waren met de resultaten van het onderzoek bekend te worden, door middel van dit opstel, dat hoogstens den naam van résumé mag verdienen, den dienst te bewijzen, van zich op de hoogte te kunnen stellen van den stand van zaken.

Hoofdstuk I.

Vooraf in korte trekken een weinig geschiedenis. Bijna een halve eeuw geleden, in het jaar 1848, verscheen bij Londonck in Amsterdam een boekje, getiteld: »De indijking en droogmaking van de Zuiderzee en het IJ, met kanalen van af den »IJsel bij Arnhem, langs Amsterdam tot in de Noordzee; voorsgesteld en aangeprezen als een krachtig midde! tot verheffing »van handel, scheepvaart en landbouw in Nederland". Later zijn als schrijvers van dit oorspronkelijk anoniem uitgegeven geschrift bekend geworden, de heeren J. Kloppenburg en P. Faddegon Pz.

Uit een zuiver technisch oogpunt beschouwd, van weinig waarde, dient dit boekje echter genoemd te worden, als zijnde de baanbreker voor de oplossing van het Zuiderzee-vraagstuk. Het hierin ontwikkelde plan. voor zoover dit dien naam verdient, komt in hoofdzaak neer op eene afsluiting van de Zuiderzee over de eilanden, met eene afleiding van het Uselwater langs

Db vereeiiiiM m Bureerlffie ineenienrs stelt zich in eeera deele veractwoorclelilK voor de aentteelden in de onderscïeidene Mjiraeei ontwitteii of toegelicht.

eene andere rivier, en eene droogmaking van den afgesloten plas.

Tijdens het verschijnen van dit boekje, werd de laatste hand gelegd aan een werk, getiteld: »De Zuiderzee, de Friesche Wadsden en de Lauwerzee, hare bedijking en droogmaking, beschouwd »door B. P. G. van Diggelen", waarvan de beide deelen in 1849 verschenen bij den uitgever Tjeenk Willink te Zwolle.

De schrijver, ingenieur van den Waterstaat, zich bewust zijnde van de omvangrijkheid der studie en van zijn gebrek aan de noodige gegevens, wijst er in zijn werk herhaalde malen met nadruk op, dat het alleen zijn doel is om slechts den aard en de strekking der vereischte werken aap te duiden en dat hij alzoo volstrekt geen aanspraak op genoegzame volledigheid wil maken.

Zijn plan, voorgesteld in figuur 1, komt in hoofdzaak neer op eene afsluiting van de Zuiderzee, door middel van binnen omringing der drie zuidelijkste zeegaten door eenen zeedijk van N.-Holland over het Balgzand en de Lutjeswaard, langs het Oude Vlie, over de Grienderwaard naar de Zuidwestpunt van Terschelling; voorts door afsluiting van het Amelandsche Gat en door verbinding van het eiland Ameland met de Friesche kust bij Paesens Hiermede zou gepaard kunnen gaan eene indijking van de Waardgronden beoosten Texel en Vlieland en eene bedijking van de Lauwerzee.

Door het leggen van dezen afsluitdijk rekent de heer Van Diggelen op eene verlaging van de afgesloten Zuiderzee tot op een peil van 1.25 M. ~ AP., waarvan, als onmiddellijk gevolg, uitgestrekte oppervlakten lands langs den omtrek der Zuiderzee zouden droogvallen, en dus dadelijk in cultuur gebracht zouden kunnen worden.

Voor de scheepvaartbelangen en om het landwater, dat thans in de Zuiderzee afvloeit, af te voeren, zijn ontworpen ruime verzamelingsbanen of boezems met de vereischte sluisgebouwen, uitloopende in de Noordzee, en wel:

«■ van af de monden van den IJsel, noordwaarts naar het Amelandsche en naar het Friesche Gat,

&• vanaf bezuiden de IJselmonden, westwaarts, door het IJ en door een te maken kanaal door Holland op zijn Smalst, en

c. van af de afsluiting van het IJ, langs de tegenwoordige Zuiderzeekust van N.-Holland en door deze provincie naar Petten.

Voor de Regge en de Vecht is eene afzonderlijke afleiding naar het Friesche Gat, nabij Paesens ontworpen.

Geheel afgescheiden van deze kanalen, zijn voor den IJsel ontworpen stroombanen, die het water dezer rivier zouden afvoeren naar sluizen, te plaatsen bij Petten en bij het Amelandsche Gat.

Het volgens den heer Van Diggelen' verkregen lage peil van 1.25 M -r A.P. dat op deze stroombanen te behouden is, door groote sluiswijdte en laag afloopen der ebben, vooral in het Amelandsche Gat, maakt in verband met de groote afmetingen, die aan deze stroombanen kunnen gegeven worden, dat hierop slechts een flauwe verhanglijn zal ontstaan, zoodat hooge waterstanden aan den tegenwoordigen mond van den IJsel niet behoeven verwacht te worden.

Het overblijvende gedeelte der Zuiderzee zou dan door middel van stoomgemalen kunnen worden droog gemaakt, die daartoe op verschillende plaatsen langs den afsluitdijk, en de Noord-