472

Het jaarverslag der Inspecteurs van den Arbeid over 1891.

In het «Handelblad» komt eene belangrijke beschouwing voor van den heer F. W. Westerouën van Meeteren over het aantal opgegeven ongelukken in fabrieken en werkplaatsen in de jaren 1890—1891, ontleend aan bovengenoemd verslag.

Daar vele lezers van dit Weekblad in dit onderwerp belang zullen stellen, laten wij hier met toestemming van den schrijver, dat opstel in zijn geheel volgen.

Zooeven is het Jaarverslag der Inspecteurs van den Arbeid over 1891 verschenen; deze tweede jaargang geeft ons aanleiding tot verschillende — ten deele verwachte en ten deele geheel onverwachte — gevolgtrekkingen.

Voor heden willen wij daarvan slechts één enkele reeks in het licht stellen, en wel aan de hand der navolgende tabellen, uit de jaarverslagen over 1890 en 1891 samengesteld.

1°. Ongelukken, gerangschikt naar hunne oorzaken.

1890 1891

Aant. pCt. Aant. pCt.

Door krachtwerktuigen 23 1.5 40 2.1

» drijfwerk 64 4.2 64 3.3

» werktuigen bij metaalbewerking. . . . 103 6.8 142 7.4

» id. bij houtbewerking 60 4 80 4.2

» id. bij andere grondstoffen 92 6.1 74 3.9

» andere werktuigen 70 4.6 91 4.7

» liften, lieren, kranen enz 41 2.7 39 2

» wagens en bij vervoer 113 7.5 135a) 7

» het vallen van zolders, ladders, steigers enz. 330 21.9 434 22.6

» vallende voorwerpen 2226) 14.7 324 16.9

» ontpl. van lichtbrandb. stoffen, afvliegen

van splinters enz 58 3.8 104 5.4

» vergiftige gassen, gevaarlijke vloeist, kokende, gloeiende of gesmolten stoffen . 77 5.1 107 5.6 » stoomketels en kooktoestellen .... 1 — 8 0.4

» andere oorzaken 255 16.9 278 14.5

Totaal. . . 1509 ~ Ï92Ö — 2. Ongelukken, gerangschikt naar hun aard.

1890 1891

Aant. pCt. Aant. pCt.

Verwonding van het hoofd 106 7.0 132 6.9

» » de oogen 78 5.2 92 4.8

» » het aangezicht 25 1.7 31 1.6

» » de armen en handen . . 302 20.0 364 19.0 c)

» ? de vingers ...... 293 19.4 375 19.5

» » het bovenlichaam . . . 101 6.7 101 5.3

» » het onderlichaam ... 202 13.4 261 13.6

» » de voeten 191 12.7 254 13.2

Brandwonden 85 5.6 117 6.0

Inwendige kneuzingen 85 5.6 139 7.2

Gedood 41 2.7 54 2.8

Totaal . . . 1509 — 1920 —

a) In het stuk in het «Handelsblad» staat abusievelijk 185. 6) » » » » » » » » 220.

c) » » » » » » » » 13.0.

Er zijn dus in 1891 411 ongelukken meer aangegeven, dan in 1890, of ruim 27 pCt. meer.

Deze stijging was te verwachten, naarmate het toezicht op de aangifte gestrenger wordt.

In de derde inspectie, waar zonder twijfel dit toezicht het gestrengst is en de wettelijke .bepalingen het meest bekend zijn, was de toeneming ruim 47 pCt.

Men mag daaruit niet afleiden dat de onveiligheid in de Nederlandsche fabrieken en werkplaatsen toeneemt, maar wel dat het vraagstuk ter voorkoming van ongelukken nog verre van opgelost is en dat het van grooter beteekenis is, dan het door het publiek tot nu toe beschouwd wordt.

De inspecteurs erkennen volstrekt geene zekerheid te bezitten, dat reeds alle ongelukken te hunner kennis kwamen en ook wij zijn overtuigd, dat het jaar 1892 nog hoogere cijfers zal aantoonen.

Intusschen leert ons de tabel 1 nog iets anders, en zeker iets dat velen zal verbazen.

Er bestaat n.1. eene merkwaardige overeenkomst in de percentgetallen voor de verschillende oorzaken. In het groot is dit zelfde verschijnsel reeds in Duitschland en Oostenrijk waargenomen.

Men lette vooral op de bijzonder hooge cijfers bij het vallen van personen en vallende voorwerpen.

De bouwbedrijven en de scheepsbouw eischen in dezen de meeste offers; doch hierbij zij men indachtig dat juist in deze bedrijven de aangifte van ongelukken met de meeste volledigheid plaats heeft; in de bouwbedrijven omdat de verzekering, in tal van bestekken voorgeschreven, een prikkel voor den werkman is, geen ongeluk te doen verzwijgen; bij den scheepsbouw, wegens het bestaan van Rijkswerven wier veiligheid niet bijster groot schijnt te zijn.

Daarmede willen wij niets afdingen op de gevaarlijkheid van het werk in deze bedrijven, maar slechts waarschuwen tegen de gevolgtrekking, dat andere beroepen slechts weinig gevaar zouden opleveren.

Ook de aard der ongelukken is vrij wel dezelfde gebleven, behalve dat het aantal sterfgevallen met 13 of met bijna 32 pCt. vermeerderd is.

Hier speelt het toeval natuurlijk een groote rol, want een zelfde soort van ongeval loopt nu eens meer, dan eens minder goed af; wij zullen dus nog eenige jaarverslagen moeten afwachten, vóór wij uit zulke cijfers betrouwbare conclusiën mogen trekken.

Toch is het cijfer der ongelukken met doodelijken afloop van het hoogste gewicht, als maatstaf voor de nauwkeurigheid der aangifte. De ernstigste ongelukken kunnen het minst verzwegen worden, daarvan is de volledigheid der opgave dus het eerste betrouwbaar.

Is thans reeds de aangifte van alle doodelijke ongevallen verkregen ? Wij vreezen van niet.

Bij eene vroegere gelegenheid berekenden wij dat in Nederland volgens den maatstaf van Zwitserland en van Oostenrijk ongeveer 100 ongelukken in de nijverheid een doodelijken afloop moesten hebben, het cijfer 41 voor 1890 deed ons hopen, dat de toestand bij ons te lande gunstiger is; de vermeerdering tot 54, voor 1891, vermindert die hoop; toch is het onderscheid nog zoo aanmerkelijk, dat wij haast niet kunnen aannemen eene verdubbeling daarvan binnen weinige jaren te zullen moeten constateeren.

Hoe dit zijn moge, de bovenstaande cijfers geven overvloedige stof tot ernstig nadenken en tot krachtig handelen!

Uit de verschillende gegevens in deze verslagen verspreid, kunnen wij een derde tabel samenstellen, die een overzicht geeft over de ongelukken in de verschillende groepen van bedrijven:

Aantal ongelukken. In 1891. In 1891 in percenten.

Groep: , — — ======

1890. 1891. minder meer minder meer

\. Aardewerk 35 42 — 7 20 pCt.

2. Boek- en steendruk 45 43 2 — 4.4 (d) pCt.

3. Bouwbedrijven 75 181 — 106 114.1 »

4. Chemische nijverheid 11 12 — 1 9.1 »

5. Hout- en stroobewerking 79 76 3 — 3.8 »

6. Kleeding 'en reiniging 11 15 — 4 36.4 »

7. Kunstnijverheid 0 0 —

8. Leder en wasdoek 5 2 3 — 60 »

9. Winnen van metalen, zout, turf enz. .13 4 9 — 69 »

10. Eerste bewerking van metalen. . . . 112 112 — —

11. Papier enz 30 38 — 8 26.6 »

12. Scheepsbouw, rijtuigen enz 463 623 — 160 34.5 »

13. Stoom- en andere werktuigen .... 331 398 — 67 20.2 »

14. Textiele nijverheid 105 97 8 — 7.6 »

15. Verlichting, olie, vernis 20 55 — 35 175 »

16. Voedings- en genotsmiddelen (e) . . . 174 222 — 48 27.5 »

25 436

Totaal .... 1509 1920 ~WT 27.2 pCt.

(d) In het stuk in het « Handelsblad» staat abusievelijk 44 %

\e) * s " » » » » » geneesmiddelen.