562

Deville blauwgloeihitte noemt en waarbij kleikroezen als glas smelten.

Uitstekend zijn ook de Al2 03 kroezen. Zij worden bereid uit een mengsel van gegloeid Al. oxyd en gelatineus Al. oxyd (hydraat) of wel een mengsel van deze met 5—10 % kalk.

Deze kroezen mits goed gebrand zijn zeer sterk, weerstaan snelle afkoeling en verhitting en worden door niets aangetast.

In plaats van Al. oxyd wordt ook wel de Bauxit genomen.

Magnesiakroezen worden evenals de kalkkroezen gemaakt, ook wel gevormd van gebrand MgO en half gebrand MgO. Zij zijn bestand tegen elke temperatuur en worden door bijna niets aangetast.

Zeer aangenaam zijn de speksteenkroezen die eenvoudig gedraaid worden uit een massief stuk.

Voor zoover mij bekend, wordt van chroomijzersteen of ijzeroxyd geen kroezen gemaakt, hoewel hiertegen geen bezwaar is.

Voor sommige doeleinden zouden kroezen, gedraaid van bloedsteen of glaskop (Fe2 03) te pas kunnen komen.

Vermeld moet nog worden, dat zeer dikwijls een gewone kroes een binnenbekleeding krijgt van een ander materiaal.

De samenstelling van den kroes heeft soms zeer veel invloed op den inhoud en kan het daarom zijn nut hebben een kroes inwendig te bekleeden met een inactieve stof; het meest gebruikelijke is een bekleeding met kool, doch wanneer opname van kool of reduceerende werking moet worden vermeden, kan een bekleeding met MgO of A1203 van pas zijn.

Retorten voor bijv. zinkdistillatie en gasfabricage, worden meest uit de hand vervaardigd.

Zij vereischen èn buitengewone zorg bij het maken èn bijzondere zorg voor de keuze van het materiaal dat een mengsel is van klei en chamotte, echter hangt de duurzaamheid in groote mate af van de soort der klei.

Door slaan en kloppen wordt de noodige dichtheid verkregen.

Er zijn machines die de retorten maken, die in beginsel berusten op een differentiaal werking van een hydraulische pers en een stoomhamer.

Wel zal daarmede een maximum van dichtheid verkregen worden; in hoeverre zij voldoen is mij niet bekend.

Kisten voor het inzetten van aardewerk en porcelein moeten voor de laatste van zeer vuurvast materiaal zijn, beide industrieën leveren altijd genoeg afval materiaal voor de vervaardiging der eigen kisten, die ten eeuwigen dage weer tot chamotte gemalen, met versche klei het materiaal voor nieuwe kisten leveren. III. Voorbeelden.

Een paar voorbeelden uit de practijk mogen aangehaald worden ter verduidelijking van het boven, elementair vermelde.

De meeste metallurgische processen vereischen hooge temperaturen en dus ook vuurvast materiaal,

De ijzer- en staalindustrie verslindt massa's vuurvast materiaal en is dat een zeer belangrijke factor voor de zelf kosten.

De hoogoven wordt deels gebouwd van natuurlijken vuurvasten steen, bijv. de Quaderzandsteen (het onderste gedeelte) deels van chamotte steenen, welke dan gewoonlijk groote afmetingen hebben en als vormsteenen gebezigd worden. . De meest gebruikelijke steenen voor hoogoven zijn de Garnkirksteenen, soms ook puddingsteen, die als natuurlijke steen veroorlooft de afmetingen zoo groot te nemen dat die de geheele dikte van den oven bereikt, bij chamotte steenen meest 2 of 3 (de totale dikte 6—8 d.M. zijnde). SiEMENS-ovens voor staalsmelting, moeten van zeer vuurvast materiaal gebouwd zijn, zooals begrijpelijk.

Voor het gewelf, dat niet meer zooals vroeger in het midden naar beneden buigt, doch integendeel naar boven, ten einde hooger temperatuur te krijgen, wordt gebruik gemaakt van de genoemde eigenschap van kwartssteenen om in de hitte sterk uit te zetten, zoodat het geheel steeds vaster wordt. Alle gewelven zijn van kwarts- of Dinassteenen, zelfs die van basische ovens.

De haard zelf is voor het zure proces ook van Dinassteenen, waarover nog een stamplaag van kwarts of soms kwartszand dat even gesinterd wordt.

De steenen worden op hun kant gezet en alle op elkaar geslepen, zoodat er geen voegen zijn. De deklaag van kwarts in stukken, ter grootte van een erwt, wordt warm nat gestampt met een weinig klei vermengd of ook laagsgewijze ingebrand.

Basische ovens krijgen natuurlijk geen bodem van kwarts, doch meestal van dolomiet en wel als stampmassa met watteer vermengd.

I Ook Magnesia, Bauxit of Chroomijzersteen kunnen gebezigd i worden.

j Locale omstandigheden bepalen dikwijls de keus die echter I meestal valt op dolomiet.

Het basische ondergedeelte en het zure gewelf moeten door een neutrale laag gescheiden worden, tenzij deze laatste niet op de eerste rust.

Als neutrale scheidingslagen worden gebruikt chroomijzersteen, bauxit of kool.

De voering van een Bessemer convertor, krijgt veel te verantwoorden, èn zeer hooge temperatuur, èn veel slakken, èn sterke mechanische afslijting.

Het beste van alles voldoet ganister met wat klei vermengd, hetzij als stampmassa, hetzij in den vorm van steenen.

Voor het basische proces, voldoet dolomiet als stampmassa verreweg het beste.

Een convertor, bekleed met dolomietsteenen en watermortel, weerstaat + 50 charges, bekleed met dolomietsteenen en teer 60—90 charges, doch van dolomiet-teer stampmassa 80—130. De basische bekleeding verhoogt de kosten aanmerkelijk en is dus de duurzaamheid daarvan van zeer veel belan°\

Puddelovens, Danks rotatieoven en dergelijke, worden bekleed met een ijzeroxydhoudend materiaal, ijzerhamerslag of haematiet vermengd met een ijzerrijke slak.

Weiovens zijn meest van kwarts of zand stampmassa in den haard en Dinassteenen in het gewelf.

Staalsmeltkroezen, zijn in sommige gevallen even belangrijk als het staal zelf en worden dan ook meestal gemaakt in de fabriek die ze gebruikt.

Van de kroes hangt zeer veel af; lang verkeerde men in de meening dat, staal in kroezen gesmolten, daarom zoo goed was omdat het van samenstelling niet meer kon veranderen, later is men tot het inzicht gekomen dat de aard van het kroezenmateriaal zeer veel invloed had op de qualiteit ,van het staal daar het de samenstelling geheel verandert.

Staalkroezen worden zeer zorgvuldig gemaakt van chamotte, klei en grafiet in hoeveelheden van 20—75 %.

Soms ook wordt veel kaolin toegevoegd, 30—40 %, wat volgens mededeelingen uit Sheffield geen gunstigen invloed heeft op het staal.

Een goede kroes kan drie smeltingen weerstaan, dikwijls echter worden ze slechts eenmaal gebruikt voor het gevaar van breken. Daar een kroes een paar maanden noodig heeft om te drogen en dan hoogstens één dag (3 maal) gebruikt wordt, moet het aantal kroezen in magazijn enorm groot zijn.

De inhoud is van 10—35 K.G.

Sheffieldkroezen zijn gemaakt van Burton- en Stanningtonklei, chamotte en grafiet, somtijds Stombridge klei of Devonshire kaolin. De bekende Duisburger kroezen bestaan uit 7 deelen klei, 4 grafiet, 1 chamotte.

Haarden voor kopersmelterij zijn meest van kwarts, kroezen voor messingsmelten, bijv. de zeer bekende Birminghamsche, bevatten chamotte en cokes vermengd met Stombridge klei, zij zijn voor hoogstens 63 K.G. messing. Kroezen en retorten voor zinkdistillatie zijn, zooals vermeld, van klei en chamotte.

Het kwaadaardigste voor vuurvast materiaal is wel loodoxyd, dat vreet bijna overal doorheen.

Magnesia wordt niet doordrongen doch is duur, meestal wordt gebruikt hetzij loodslakken of kool met wat klei aangemengd of ook met teer.

Platina, Chroom en Mangaan kunnen alleen in kalk gesmol ten worden of magnesia, aluminium-oxyd of kool, gewoonlijk het eerste, omdat dat het gemakkelijkste te maken is.

De glasindustrie, voor welke de glaskroezen van zooveel gewicht zijn, gebruikt chamotte-kleikroezen in gelijke deelen.

Ook deze vereischen bijzondere zorg bij de fabricage, het drogen bijvoorbeeld duurt soms een half jaar.

Hiermede de belangrijkste zaken behandeld zijnde, kan als slotsom verhaald worden, dat het meestal lang niet onverschillig is, welk vuurvast materiaal voor een zeker doel gekozen wordt.

Den Haag, Dec 1892. A. Vosmaer.

Aanbesteding van ijzerwerken.

Onder bovenstaanden titel komt in het nummer van 10 December jl. van dit Weekblad een artikel voor, waarop ik eenige kantteekeningen niet achterwege meen te mogen laten.

De schrijver van genoemd artikel haalt den uitslag van twee aanbestedingen aan, ongeveer gelijktijdig gehouden, met het