174

en jagers te hooren uitvoeren, 's Avonds was de stemming wel beter en de uitvoering ook meer gesoigneerd , maar kon mij niet voldoen. Ik geloof dat dit korps, ofschoon onder de leiding van denzelfden ijverigeu en talentvollen kapelmeester, eene groote verandering ten opzigle van zijne leden ondergaan heeft en voel mij verpligt dit mijn oordeel aan de lezers der Caecilia, die niet in staat waren deze verandering op te merken , mede te deelen , opdat een ieder, die op de vroegere uitvoeringen van dit korps af mogt gaan, zich daarnaar gedrage, vooral met het oog daarop, dat men in ons land wel eens dingen buiten af zoekt, die men hier beter en misschien goedkooper heeft; wat niet alleen tegen het nationaliteitsgevoel , maar ook tegen het gezond verstand strijdt.

Voor ik verder ga, maak ik melding van eene serenade door de ïltrechtsche Mannen-zangvereeniging der senaat van het studenten-corps in het begin der feestweek gebragt. Deze zangvereeniging kenmerkt zich dezen zomer door een krachtig leven en toenemenden bloei, en mag zich verheugen in de aanwinst van vele werkende en buitengewone leden. Twee soirée's werden in den loop van dit saizoen aan de buitengewone leden en introducé's aangeboden; behalve de vereeniging en eenige leden-dilettanten er van , lieten zich afzonderlijk hooren de heeren Krantz, Coenen, van Schaick, Lyra, Koek en mijn persoon, allen leden der vereeniging. Ook bragt diezelfde vereeniging dezer dagen met medewerking der schulterij-muzijk eene serenade aan de in Tivoli vergaderde leden van het metalen kruis, alwaar Neerlandsch Glorie, van Rich. Hol, en Kriegersc'ene, van Fischer , ten gehoore gebragt werden.

Op den laatsten dag der feestweek liet het muzijkkorps der grenadiers en jagers zich in de Nieuwe baan hooien. Ik herinner mij niet in langen tijd zulk een muzikaal genot gesmaakt te hebben , vooral bij het aanhooren der 3e symphonie van Mendeissohn , welke door den heer Dunkier op eene wijze gearrangeerd is, die hem de goedkeuring van den componist, die eens zonder zijn medeweten dit arrangement in het Haagsche bosch aanhoorde, in ruime mate deed verwerven. Ik zwijg over de gekuischte, zielvolle voordragt der opgevoerde stukken en dezer symphonie in het bijzonder. Men is dat zoo gewoon van dit korps, dat een sieraad van ons land mag genoemd worden, dat ieder, die nu nog over de groote verdiensten van den heer Dunkier en zijn korps wilde uitweiden , niet alleen in herhalingen vervalt , maar zich bespottelijk aanstelt.

Zekerlijk , waarde Doctor! hebt gij met mij uit de couranten de bevordering van den heer Dunkier tot officier vernomen en er u met mij in verheugd. Mogt het Zijner Majesteit den Koning behagen dezen maatregel ook op de kapelmeesters der armee en der schutterij toe te passen , ik geloof dat daardoor de ontwikkeling der militaire muzijk zeer zou bevorderd worden. Veel musici toch hebben er veel op tegen met den rang van sergeanthoornblazer of hoogstens onder-adjudant te fungeren en ten gevolge van dien aan alles wat officier is ondergeschikt te zijn. Wanneer men kapelmeester bij de schutterij is, kan het geval voorkomen dat men aanslaan moet voor iemand, die u b. v. een oogenblik geleden eene broek heeft aangemeten of die uwe meid zoo even voor een paar centen siroop verkocht heeft, enz. Een kapelmeester bij het leger is verpligt aan ieder piepjong officier, zoo van Kampen of Breda gekomen , de militaire eer te bewijzen en is van alle reunis der officieren, door den rang, dien hij bekleedt, uitgesloten. Een goed muzijkdirecteur moet in zijn vak vrij wat meer weten dan er vereisebt wordt om den rang van officier te verkrijgen ;

daargelaten dat het gemakkelijker is 10 jongelui te vinden , die in staat zijn een officiers-examen af te leggen , dan een jongmensen, die talent en bekwaamheid heeft om aan het hoofd van een muzijkkorps te staan. Jien ik wel onderrigt, dan hebben alle kapelmeesters bij het Fransche, Belgische en Russische leger den rang van officier en kunnen zij zelfs in de twee laatste landen tot den rang van generaal opklimmen , welke rang onder anderen de zanger R u b i n i in Rusland bekleedde. Zulk een generaal-muzijkdirecteur zorgt voor gelijke stemming bij alle korpsen, verder voor gelijke bezetting; hij bewaakt de keuze der in te studeren stukken ; op zijne voordragt worden kapelmeesters aangesteld of ontslagen; jaarlijks inspecteert hij de muzijkkorpsen, enz. Een dusdanige maatregel schijnt mij toe zeer doeltreffend te zijn , vooral ook met het oog op groote troepen verzamelingen , als wanneer men in staat zou zijn uitvoeringen op reusachtigen schaal te houden, terwijl de verheffing van alle kapelmeesters, zoowel bij de schutterij als bij de armee, tot den rang van officier, voor vele musici ten spoorslag zou strekken zich met de leiding van een muzijkkorps te belasten of er zich toe te bekwamen.

Dadelijk na afloop der feesten begaf ik mij naar Amersfoort, niet alleen om mij, zoo als gij misschien uit den aanhef van mijnen brief zoudt opmaken , met visschen en wandelen onledig te houden , maar ook om mijne eenigzins afgebroken orgelstudiën te hervatten en compositién voor de pers gereed te maken. Dingsdag den 23. Julij gaf ik met den heer J. W. D. Krantz in Amersfoort en Donderdag daarop in Gouda een orgelconcert. Programma als volgt : Praeludium van Niels Gade. Aria (Gott sei mir Gnddig), uit het oratorium Paulus, van F. Mendeissohn Bartholdy. Sonate van G. J. van Eyken , a. Allegro maestoso, 6. Andante larghetto, e. Allegro con fuoco. Aria di Chiesa, van Alessandro Stradella. a. Andante, van F. Blendelssohn Bartholdy, b. Abendlied, van R. Schumann. Aria célèbre, con Recitativo , van G. F. Handel.

Wij mogten ons in een groot succes verheugen dat zich , wat in een kerk minder gebruikelijk is , in luide bijvalsbetuigingen kond gaf. Het kolossale bariton-geluid van den heer Krantz kwam hem in de groote kerk te Gouda uitmuntend te stade, menige stem zou in eene dergelijke concertzaal te zwak geweest zijn; de zijne was er sterk genoeg en voldeed als ook zijne voordragt buitengemeen. Te hopen is het dat concerlbesturen dien heer den volgenden winter in staat zullen stellen van zijne gaven te doen blijken en niet op hen van toepassing moge wezen wat ik vroeger van anti-nationaliteit zeide. Wanneer men zoo stelselmatig een solist passeert, beneemt men hem lust en ijver om verder te studeren en begaat een moord aan de vaderlandsche kunst. In andere lauden handelt men in dal opzigt geheel anders; men maakt den kunstenaar het leven aangenaam , men tracht hem ook door ruime geldelijke belooning aan zich le verbinden. Bedenk ik hoe vele Nederlandschc kunstenaars en kunstenaressen ons land reeds sedert lang of kort verlaten hebben, dan wordt het mij droef te moede. Ga eens na, rnev. de Vries van Os, mej. W e i n t h a 1, mev. Hassel-barth, Frans Dupont, Appy, van Boom, van Eyken, beide Lubecken, beide de Lange's, Tours Jr., Zillinger, Röntgen, Broedelet, Oudshoorn, Hekking en hoe vele waarvan mij de namen niet te binnen schieten of onbekend zijn. Het zon er heel anders met onze vaderlandsche kunst uitzien wanneer wij die kunstenaars nog in ons midden hadden; wat andere landen ons in ruil gaven was van weinig beteekenis, (wij bedoelen in de laatste