194

Wanneer bij mij op zijn hazepeper noodigt. Ge begrijpt toch dat ik Dr. Kist ook niet lastig durf vallen. Ge zoudt hem voor uw deel aan dit opstel ook op contributie kunnen stellen en wee! als de Redakteur voor al zijn correspondenten moest schieten !

L. Wat hoor ik van een Vondel-concert?

R. Amstels-mannenkoor wil op Woensdag 27 November in de groote zaal van het Park, ten voordeele van het op te rigten Vondel-gedenkteeken een groot nationaal concert geven, met medewerking van andere liedertafels en het orchest van den heer StumpfF. Franz Coenen , Heinze , Hol, W. Smits hebben daarvoor couiposiliën voor mannenkoor met orchest vervaardigd. Ook Verhulst en anderen zullen daar niet ontbreken. Broederlijke medewerking der zustervcreenigingen en warme sympathie bij het publiek mag men met regt verwachten.

L. Bravo! en dan de concerten van den heer van Bree?

R. Mijn kunstbroeder wil in dezen winter vier concerten geven met orchest, waarop bet nationaal element in onze kunst sterk zal worden vertegenwoordigd. J. M. Coenen, Heinze, Hol, Verhulst en anderen hebben hunne medewerking toegezegd. Het is eene flinke gedachte, die den zoon van onzen veelgeliefden orchestdirekteur tot eer verstrekt. Moge een krachtig zarnenwerken van kunstenaars, zoo wel als van kunstlievenden hem ondersteunen !

L. Dat wensch ik hem ook toe. Men ziet uit het een en ander ten minste, dat er nog kunstleven in ons Amsterdam is. Maar immer de handen flink in een geslagen, gij priesleren der kunst! Gedenk steeds de spreuk: Eendragt maakt magt.

R. Dat zij zoo!

Amsterdam, 19 October. Riciubd Hol.

ROTTERDAM.

HoOGDUITSCHE OpERA.

Sedert op 2 September 11. , met Mozart'z Don Juan , onze operavoorstellingen met een grootendeels nieuw zamengesteld personeel hervat werden , zouden wij reeds lang tot het geven van eenig verslag daaromtrent de pen hebben opgevat, doch stelden dit nog uit, wijl de opera door de langdurige ongesteldheid van onzen eersten baszanger , de heer D a 1 1 e A s t e , in een abnormalen toestand verkeerde , die op den geregelden gang en natuurlijk ook eenigzins op het gehalte der voorstellingen van invloed moest zijn. Dit bezwaar is thans geweken en de heer D a 1 1 e A s t e heeft op 23 Octobber 11. , als Sarastro in Mozart's Zauberflöte , zijn werkkring weder op glansrijke wijze, in tegenwoordigheid van een overtalrijk en schitterend auditorium, aanvaard, en werden hem door het toewerpen van een lauwerkrans en in verdere warme ovatiëu de bewijzen geschonken hoezeer men zijne talenten voortdurend op prijs blijft stellen. Zooals aanvankelijk bleek mogen wij, nu door zijne voortreffelijke medewerking alles weer op een vasten en geregelden voet komt, weder eene schoone toekomst voor onze opera verwachten. Intusschcn hebben wij nu overvloedig tijd en gelegenheid gehad om ons gevoelen omtrent de tegenwoordige zamenstelling van ons gezelschap, ja omtrent elk zijner leden naauwkeurlger en zekerder te vestigen dan dit anders na eene oppervlakkige kennismaking geschieden kan en verheugt het ous dat wij , in ons tegenwoordig overzigt, al dadelijk met volkomen gerustheid de verklaring mogen vooropzetten dat die zamenstelling uitmuntend mag genoemd worden, zoowat betreft het ensemble als het meerendeel der artisten op zich zelf genomen. Om met onze eerste dramatische zangeressen

te beginnen — hoezeer bare persoonlijke en artistieke hoedanigheden tamelijk niteenloopen , beide zijn zonder eenigen twijfel kunstenaressen van groote verdiensten. Mevrouw Zademak-Doria bezit een vol, rond en krachtig sopraangeluid, hetwelk zij , naar een uitmuntende methode beurtelings op indrukwekkende wijze weet uit te zetten of tot een liefelijk mezza-voce te kneden ; terwijl zij in de beheersching van technische moeijelijkheden veel gemakkelijkheid, zekerheid en virtuositeit aan den dag legt. Hare voordragt is vol kleur en uitdrukking. Het hartstogtelijke , vurige, dat ook meest met hare persoonlijkheid strookt, is bij uitstek haar terrein. Als Donna Anna en vooral als Norma heeft zij dan ook dadelijk als zangeres en actrice eene besliste zegepraal behaald en evenzeer als Lorelei , in het overheerlijk operafragment van Mendelssohn , dat , onlangs voor het eerst ten looneele gevoerd , met verlangen weder wordt verwacht. Niet zoo onmiddelijk wordt, door de massa althans , eene zoo fijne , gevormde , artistieke organisatie als die van onze andere, in Dnitschland zeer op prijs gestelde dramatische zangeres mej. Giilillier, ten volle gewaardeerd ; maar eene des te zekerder en blijvender waardering — het blijkt reeds door haar klimmend succes — mogen wij haar met zekerheid ook bier voorspellen. Noch haar physieke middelen , noch hare van alle effectbejag en overdrijving vrije voordragt, is in den regel geschikt om haar bij het publiek als 't ware stormenderhand veroveringen te doen maken. Haar mezzo-sopraan geluid, dat bij wijlen iets doorzigtig gevoileerds kan hebben wat wel eens bij de beroemdste zangeressen op te merken viel, is fraai van timbre en zij weet er steeds de kleur in te leggen die aan het karakter en de situatie waarin zij optreedt past. Met groote getrouwheid en waarheid , met fijne en toch krachtige tinten geeft zij die karakters en toestanden , zelfs in het meest uiteenloopend genre , steeds weder , en over al hare verrigtingen ligt een tint van fijne beschaving, een poëtisch waas gespreid, waardoor zij het voor de indrukken van het ware schoon ontvankelijk gemoed onweerstaanbaar inneemt, vooral als Azucena in Verdi's Troubadour, als Elisabelh in Wagner's Ta?mhduser, als Pamina in Mozart's Zauberflöte en ook als de barones in Lortzing's geestige Wildschütz (hier voor het eerst opgevoerd) heeft zij van hare veelzijdige gaven overvloedige en doorslaande bewijzen gegeven. De wijze waarop zij de drie eerstgenoemde rolien vertolkte , ware eene meer gedetailleerde beschouwing dan waarvoor ons voor 't oogenblik de plaats gegund is overwaardig. Mej. Günther heeft zich daardoor de sympathie der kunstenaars voor goed verzekerd en zij is in die van het publiek steeds klimmende.

Mejufvrouw Frey, van vroeger bekend , is steeds eene verdienstelijke zangeres, zeer geschikt voor partijen die van geen te grooten omvang zijn. Iu dramatische rollen voldoet zij niet ten volle, zoodat wij met genoegen vernemen dat wij eerlang in mej. Geisthardt eene beroemde gast mogen verwachten , die zoowel in coleratuur als jeugdig-dramatische partijen uitmuntend moet zijn.

Mej. K 1 u g e, die weinig geluid bezit, weet zich echter door hare levendige voordragt en haar gunstig voorkomen in kleinere soubretten-rollen bijval te verwerven.

Eene belangrijke aanwinst voor het gezelschap is de heer Duschnitz, die als baryton bestemd is met den heer Br a ss in a tour de róle op te treden; ofschoon de kunstkenners zijne verdiensten niet voorbij zagen, was de eerste indruk dien de heer Duschnitz op het publiek maakte, minder gelukkig, doordien hij in de rol van Don Juan debuteerde, die volstrekt niet met zijne individualiteit strookt. Maar na dien tijd heeft hij door de