Marineblad

het tot in het begin van 1917 geduurd, voordat de Engelsche Marine over een goed-functionneerende mijn de beschikking had, waarvoor men de Duitsche mijnen had gecopieerd.

De eerste stoot om tot een organisatie van den mijnafweer te geraken is in die Marine dan ook niet van de Admiraliteit uitgegaan. Deze weifelde nog, toen Lord Beresford als opperbevelhebber van de Middellandsche Zee-vloot in 1905 nabij Malta proeven begon te nemen met sleepbooten en torpedojagers. Nadat hij in 1907 belast was met het bevel over de Kanaalvloot, werden de proeven met trawlers voortgezet. De leiding kreeg kapitein ter zee Sturdee. Men ontwikkelde het zoogenaamde A-tuig, een zwaar tuig, dat tusschen twee booten gevoerd werd en zoowel als zoektuig en als tuig voor opruimingsdoeleinden gebruikt werd. Het bestond uit een 700—900 meter langen staaldraad van 63—75 mm, welke door twee vliegers, welke 3.7 meter lang waren en ieder een ton wogen, op diepte werd gehouden. De spanafstand tusschen de booten varieerde van 350—450 meter. Een span trawlers bereikte met dit tuig een vaart door het water van 5—6 mijl.

Om voor vlootdoeleinden de beschikking te hebben over snellere mijnenvegers, werden eenige oude kanonneerbooten der „Speedwell"klasse (1000 ton, 19 mijl, 2.8 meter diepgang) eveneens hiermede uitgerust. De snelheid met uitgevoerd tuig bedroeg max. 12 mijl.

Het duurde toch nog tot in 1910, voordat een organisatie in het leven geroepen werd en men systematisch begon met het personeel voor den MVD. op te leiden. Ieder der drie torpedo-opleidingen kreeg de beschikking over 2 trawlers, waarop 14-daagsche leergangen plaats vonden voor gewezen actieve officieren, die in oorlogstijd bestemd waren voor de functie van divisiecommandant over divisies mijnenvegers van 6 schepen; tevens werd de Trawlersection of the Navalreserve ingesteld, waarbij sedert 1911 de manschappen werden ondergebracht en opgeleid, die in oorlogstijd de bemanningen der schepen van den MVD. zouden vormen.

In Augustus 1914 had men in 15 verschillende havens oud-actieve officieren gereed onder de bevelen van een Inspecting Captain of minesweepers. Voorts waren voor 97 trawlers en 12 kanonneerbooten bemanningen geoefend. Bij haar tocht naar Scapa Flow, vóór de oorlogsverklaring, stoomden de kanonneerbooten voor de vloot uit. Daarna was het hun opdracht om de aanloopwegen naar Scapa Flow geregeld op de aanwezigheid van mijnen te onderzoeken. De visschersschepen bleven over de overige havens verdeeld. De mobilisatie der 97 trawlers was den 8en Augustus gereed. In de eerstvolgende dagen werden nog 100 andere trawlers tot mijnenvegers ingericht.

Zóó was de organisatie in de Britsche Marine bij het begin van

2