De levensmiddelenvoorziening, enz.

adm. der 2e ld.; de chemische keuringen werden verricht door den scheikundige der marine.

Het transport vanuit de centrale magazijnen naar de depot-magazijnen had plaats per marine-transportvaartuigendienst.

De taak van den intendance-dienst in oorlogstijd was vastgelegd in de „Regeling van den intendancedienst". Deze was opnieuw vastgesteld in 1906 en gebaseerd op het mobilisatievoorschrift K.M. en het Algemeen Memorandum v. d. Marine-staf.

Als uitvloeisel dezer regeling waren voor den algemeen intendant en de intendanten te Den Helder en Hellevoetsluis „Memoriën voor den intendancedienst" vastgesteld.

Tevens volgde uit dit voorschrift, dat in oorlogstijd de vredesorganisatie van den intendancedienst in dien zin gewijzigd werd, dat de leiding ervan alsdan geheel gelegd werd in handen van den algemeen intendant.

Bij de herziening van den intendancedienst in 1906 was door den aangewezen intendant te Amsterdam, welke belast was met de voorbereiding ervan, reeds gewezen op het minder gewenschte van dezen toestand.

Hoe zaakkundig zijn argumenten ons ook voorkomen, het marinebestuur kon alstoen geen aanleiding meer vinden om hierop in te gaan, aangezien juist vóór het verstrekken der opdracht, door den marinestaf in overeenstemming met het rapport van een betrekkelijke commissie aangenomen was, „dat in oorlogstijd de leiding en voorziening van de vloot aan levensmiddelen en kleeding enz. in één „hand moest zijn en daartoe berusten bij den algemeen intendant te „Amsterdam".

Bij deze beslissing speelde o.m. het feit een rol, dat indien de hoofdinspecteur van adm. belast zou worden met de algemeene leiding, deze ter zake feitelijk ondergeschikt zou zijn aan den Chef van den Marine-Staf, hetgeen voor een hoofd van een dienstvak minder juist geacht werd, alsmede dat in geval van oorlog spoedig het Centraal Beheer vanwege het Departement van Marine toch opgeheven zou moeten worden.

Op den 30sten Juli 1914 — na ontvangst van het waarschuwingstelegram — vingen de intendanten der zeemacht hun oorlogstaak aan en waren, voor wat de uitvoering der voorgeschreven maatregelen betreft, onder het onmiddellijk bevel gesteld van de stellingcommandanten (te Amsterdam: directeur en commandant der marine).

De hoofdinspecteur van adm. bleef belast met de betrekking van chef van de toenm. afd. soldijen, voeding enz. van het Departement van Marine. Eenig officieel verband tusschen hem, den Chef van

81