Marineblad

Wat Nederland noodig heeft, zijn linieschepen, schepen welke door hun eigenschappen den vijand nopen zijn slagschepen in te zetten. Hij moet gedwongen worden zich van zijn kracht te ontblooten. Behoeft hij dat niet, dan mist de oplossing van ons maritiem defensie-vraagstuk de noodzakelijke politieke beteekenis, welke voor ons een eerste veiligheidsgarantie is. Dan kan een vijand Nederlandsch-Indië aanvallen, terwijl hij zijn eigenlijke kracht in reserve houdt om anderen te verhinderen ons te helpen. Willen wij in de wereldpolitiek een daad verrichten, evenwaardig aan de groote beteekenis van ons imperium, dan moet juist die mogelijkheid hem ontnomen worden. De minimum-omvang van schepen, welke daartoe in staat zijn — maar dan ook werkelijk het uiterste minimum — komt in de buurt van de 30.000 ton.

Alle marines ter wereld zijn het ten deze roerend eens. De Engelschen zonden geen slagschip om met de Graaf Spee af te rekenen, maar een kruiser; de Duitschers zetten, toen zij de maritieme vrijheid hernomen hadden, den bouw van vestzakslagschepen niet voort maar gingen direct over op de slagkruisers van 26.000 ton, het type-Gneisenau. Waarom zouden wij, nu we met aanvaarding van groote lasten onze vloot gaan uitbreiden, terwille van een betrekkelijk kleine besparing, juist een type kiezen, dat door de anderen gewogen en te licht is bevonden. Ook al zou de regeering aan de vestzakslagschepen nog eenig ander licht materieel toevoegen — waardoor de totale kosten van de beide plannen elkaar niet zoo heel veel meer zullen ontloopen — dan nog blijft het een halve oplossing, omdat wij den vijand niet kunnen dwingen tot zijn hoogsten inzet.

Wij zijn niet blind voor het feit, dat de regeering ook oog moet hebben voor de financieringsmogelijkheden. In dit verband is het resultaat van de inschrijving op de jongste staatsleening wellicht voor haar van beteekenis. In het midden latende, aan wie deze onbevredigende uitslag is te wijten, merken we op, dat dit resultaat bij de beslissing inzake de vlootuitbreiding niet mag wegen. We zijn er van overtuigd, dat een leening met de concrete welomschreven doelstelling, een leening voor de Indische defensie te zijn, na een krachtig beroep op de vaderlandsliefde moer slagen. Het land is rijp voor de idee van slagkruisers, de Staten-Generaal zullen, zij het misschien met eenig tegensporrelen, aanvaarden, wat deze regeering haar op dit stuk voorstelt. Daarom late de ministerraad zich alleen leiden door de technische en de politieke merites van het op te lossen vraagstuk. Zulks te meer, omdat de financieele voordeden van het plan van „vestzakslagschepen" niet zoozeer bestaan in belangrijke besparingen dan wel in het feit, dat men den bouw dan over meer jaren kan verdeelen en zoodoende de kosten geleidelijker kan laten drukken; geen feitelijke besparing derhalve, maar een besparing in de perspectief-beschouwing, een besparing voor hem, die slechts naar het onmiddellijke kijkt. Moeten wij ons nu ter wille van zulk een schijn tevreden stellen met een halve oplossing, met een oplossing, welke het probleem niet definitief uit de wereld helpt, omdat zijn kardinale punten feitelijk onopgelost blijven?

Land en volk vragen van de regeering een definitieve oplossing. Laat zij eventueele bezwaren niet te zwaar nemen, laat zij door haar daden bewijzen, dat een verwijt van halfheid, een verwijt, dat zij zich door incidentueele bijzaken van de groote lijn laat afbrengen, aan haar adres niet gericht behoeft te worden.

ZACHT GEKOOKTE EIEREN

Uit de N.R.Crt. van 4 Jan. 1940:

Van verscheidene kanten hebben ons de laatste dagen berichten bereikt, welke nogmaals de groote beteekenis van slagschepen als maritieme en politieke fac-

150