Uit de Pers

krijg waren betrokken geworden? en nu gaan reeds weer stemmen op, om na de tegenwoordige beproeving vooral op den ouden weg van verwaarloozing voort te gaan. Zullen wij dan nooit wijs worden? Of wij slagkruisers noodig hebben, laten wij op het oogenblik daar, maar indien dat zoo is is het argument, dat zij pas in 1945 klaar zijn bepaald ergerlijk. Ziet schr. dan niet de mogelijkheid, dat juist in die jaren van oorlogsmoeheid, een niet door den oorlog vermoeide naar ons Indië zal grijpen?

De zaak van de maritieme defensie moet volgens schr. behandeld worden „door onbevangen menschen, zonder militaire voorkeur, zonder corpsgeest, kortom leeken, maar leeken met groot verantwoordelijkheidsbesef". De deskundigen mogen wel adviseerende beschouwingen leveren, hetgeen ons nog meevalt. In welk ander vak durft men dergelijken onzin beweren? Het schijnt wel, dat bij dezen schr. een deskundige in beginsel een onbetrouwbaar element is, die alleen rekening houdt met hetgeen hem aangenaam is, dus met een „mooie marine", doch op wien de zorg voor een behoorlijke defensie geen indruk maakt. Deze verguizing hebben onze marineofficieren in den loop der tijden zeer beslist niet verdiend.

Dat deze schr. evenmin als zijn mede-scribent, de heer Jager, inzicht heeft in de imperiale taak van onze zeemacht, die ook in de Middellandsche Zee moest convoyeeren, die herhaadelijk in de West optrad, die in Smyrna was, toen daar moeilijkheden waren, die onze rechten in Venezuela verdedigde, die herhaaldelijk in China optrad enzoovoorts, blijkt wel duidelijk uit het feit, dat hij de marine alleen wenscht te baseeren op de verdediging van Nederlandsch-Indië. Schr. geeft voorts een niet onverdienstelijke analyse van, een landingsoperatie tegen onze eilanden in Indië, blijkbaar echter alleen tegen Java, want een van de essentieele bestanddeelen van zijn betoog is het leger, en dat is alleen op Java aanwezig. De andere eilanden vallen dus wat dat aangaat, buiten schr.'s betoog en dat is wel jammer, want dat is juist „des Pudels Kern".

Schr. negeert in zijn geheele betoog de preventieve werking van onze weermacht. Evenmin als onze slagkruisers ca. de Japansche en Engelsche vloten zullen kunnen verslaan, evenmin kan ons Javaleger vier buitenlandsche divisiën weerstaan en evenmin kan onze geheele Nederlandsche weermacht in dezen oorlog een tegenpartij alleen tegenhouden.

De feiten hebben alle uitgewezen, in 1914 en tot nu toe in dezen oorlog, dat een behoorlijke weermacht zoodanige preventieve werking uitoefent, dat men ons met vrede liet. Ditzelfde zal toch ook wel gelden voor de maritieme defensie in Indië en a fortiori, indien onze scheepsmacht aldaar over eenige stevige artillerie-schepen beschikt. Deze omissie van schr. verzwakt zijn betoog wel in zeer sterke mate.

Schr. behandelt dan eerst den tocht van een overzeeschen aanvaller naar de landingsplaats en zegt, dat deze tocht door een groote zeemogendheid afdoende beschermd zal worden „zelfs tegen onze drie slagschepen". Waarom negeert schr. hier de begeleidende torpedojagers en de begeleidende onderzeebooten van onze slagschepen en waarom vergeet hij bij de slagschepen te noemen onze luchtstrijdkrachten? Dit is geen ruiterlijke betoogtrant. Schr. weet zeer goed, dat de voorstanders van de slagschepen alleszins voldoende plaats inruimen aan de luchtactie en daarom had hij niet alleen mogen spreken over „onze drie slagschepen".

Objectiviteit is ook voor den leek, voor den directeur van het Bureau voor MuziekAuteursrecht, geboden, indien hij zich aan defensie-zaken waagt. Laat de heer Wiessing zich nu eens en vooral gezegd houden, dat wij deskundigen heel goed weten, dat wij niet de lakens uitdeelen en dat wij dat ook niet wenschen, maar de tijd is voorbij, dat wij ons door geheel ondeskundigen met spitsvondig redenaars- of schrijverstalent in den hoek laten dringen. Wij militairen hebben in de laatste jaren op dat gebied ook onze leerschool doorloopen en wij stellen er wel veel prijs op, dat aan onze inzichten het volle pond der rechtvaardigheid verleend wordt en deze'niet ten deele worden voorgedragen en dan afgemaakt. Wij vragen geen slagkruisers in

157