Marineblad

Verder kwamen explosies bij de aanraking van de veeglijn en de Duitsche stoothoorn-mijnen veelvuldig voor, waardoor de veeglijn doorsloeg en de beveiliging voor de volgschepen natuurlijk eveneens wegviel. Tenzij men ver achter de voorstoomende formatie bleef, in welk geval het volgen binnen de veilige strook bij het geblindeerd varen zeer bezwaarlijk zou zijn, kwam de waarschuwing, welke de mijnexplosie gaf, te laat om het den volgschepen nog mogelijk te maken om het mijnenveld tijdig te kunnen ontwijken.

Bij nacht is dus in geen geval directe passage mogelijk.

Bij dag was de situatie natuurlijk iets anders.

Met het oog op mogelijke explosies kon nu de afstand tusschen volgschepen en vegers grooter genomen worden. Afgerukte mijnen kunnen soms tijdig gezien worden. Hierop moet echter, zooals uit de bovenaangehaalde pasage uit den „Krieg zur See" blijkt, niet al te veel worden gerekend.

Men kan hier dan verder nog het meesleepen van mijnen noemen en het uitvallen van een of meerdere vegers tengevolge van mijnentreffers, en verder wijzen op de ervaring, welke de Britsche Marine in den beginne opdeed, toen bij het opruimen der versperringen (als hoedanig het voorstoomen met het zware veegtuig, met de bedoeling om een direkte passage te forceeren, toch ook moet beschouwd worden) per twee geveegde mijnen één veger verloren ging — op de omstandigheid, dat alle marines ter voorkoming van groote verliezen overgingen tot het opruimen met zoo klein mogelijke vaartuigen — op de geschiedenis van de Kolbergversperring, waarbij 12 vegers 6 dagen noodig hadden om een smalle geul te forceeren en tenslotte op het feit, dat het opruimen van een aantal van 6 tot 12 o.z.mijnen gedurende den geheelen oorlogstijd 2 a 3 dagen heeft geduurd. Het zal dan toch wel duidelijk zijn, dat het opruimen van een aantal mijnen in één rush tot de onmogelijkheden behoort.

Het voorstoomen in dezen vorm is dus een hoogst risquant bedrijf, waarbij de mogelijkheid op resultaten uitgesloten is. Men mag het forceeren van een direkten doorgang door een mijnenveld, of door een versperring, met eenige schepen achter zich aan, niet avonturen en vegers en volgschepen hier niet aan wagen.

De tendens van het voorstoomen kan dus ook niet anders zijn dan: „to enable the vessels to avoid the minefields". De in de Nederlandsche Marine gevestigde meening, dat met een span mijnenvegers met het veegtuig een directen doorgang te verkrijgen is, heeft geen enkelen grondslag en berust geenszins op de oorlogservaring. Het voorstoomen kan slechts als waarschuwing dienen, mag dus slechts een waarschuwend karakter dragen en dit moet in de algemeene werkwijze natuurlijk naar voren gebracht worden.

164