Marineblad

M. H., hiermede ben ik gekomen aan stelling nummer 6, het onderdeel van mijn voordracht, dat U het meeste zal interesseeren, n.1. de beantwoording van de vraag: Hoe dient de vloot versterkt te worden, teneinde haar de zoo gewenschte kracht te geven en hoe moeten wij den factor „uithoudingsvermogen" verwezenlijken? Het antwoord hierop zal luiden, dat toevoeging van zware schepen van essentieel belang zal zijn.

Alvorens hier meer in concreto op in te gaan, wil ik echter nog een en ander zeggen over de preventieve werking van onze vloot. Ik schetste U reeds de kwetsbaarheid van een eventueelen aanrander. Blokkeert hij ons, dan beteekent dit een groote verspreiding van zijn vloot; de aanloophavens en routes ernaar toe zijn vele, terwijl eene nauwe blokkade, gezien het luchtgevaar, het onderzeebootgevaar en het gevaar van aanvallen van torpedomotorbooten, niet meer mogelijk is. Blokkeert hij ons niet, doch is zijn doel het bezette gebied te exploiteeren, c.q. uit te breiden, dan blijven er zeer veel objecten, welke door hem beschermd moeten worden. Wij noemen: zijn brandstofvoorziening, zijn koopvaardijschepen, zijn afvoer van grondstoffen en aanvoer van wapens, werktuigen, materialen en troepen. Het beschermingsdispositief bij ieder onderdeel moet aan den eisch voldoen, dat het opgewassen is tegen onze geheele vloot, want het initiatief is in dit stadium overgegaan van den aanvaller op den verdediger.

Op het oogenblik heeft de agressor èn voor deze bescherming èn voor een eventueele blokkade reeds een veelvoud noodig van onze zeegaande vloot; — dus vele kruisers, vele jagers en vliegtuigen. Maar ... de groote Pacific-Mogendheden bezitten deze eenheden in groote hoeveelheden. Zoo bouwden Japan en Amerika een formidabele kruiservloot, juist voor dezen strijd op de verbindingen, vèr van het Moederland. M.a.w., zoolang wij slechts beschikken over de huidige eenheden, berokkenen wij een tegenstander wel is waai moeilijkheden, maar hij kan het af met materiaal, waarvan hij een voldoende aantal heeft. De heele onderneming blijft dus voor hem een nevenoperatie.

Hoe anders wordt de situatie, als wij over eenige slagkruisers beschikken, met een zoodanig offensief vermogen en een zoodanig uithoudingsvermogen, dat zij individueel een combinatie van vijandelijke A-kruisers, dit zijn de sterkste kruisers, waarover de vijand beschikt, de baas zijn. Dan loopen deze kruisers ernstig gevaar en kunnen zich niet meer handhaven. Dan zou de vijand slagschepen moeten afzonderen om verzekerd te zijn van succes. Maar deze slagschepen in grootere getalsterkte dan wij bezitten, in de eerste plaats

378