Marineblad

De tweede paragraaf geeft het op deze inlichtingen gebaseerde algemeene plan van den lastgever, het doel, dat hij bereikt wil zien.

De derde geeft de voor de uitvoering beschikbare strijdkrachten en de taken van elk onderdeel. Aan den ondergeschikte wordt medegedeeld, wat hij bereiken moet, doch nadrukkelijk niet hoe. De ondergeschikte moet dus zelf denken, zijn eigen initiatief gebruiken en bij de uitvoering van zijn taak steeds het algemeen plan voor oogen houden, om desnoods van zijn omschreven opdracht af te wijken, wanneer de omstandigheden ander$»blijken, dan de bevelhebber zich bij het opmaken van zijn plan blijkens de gegeven inlichtingen, kon voorstellen.

Omdat voor alle orders voor elke operatie, zelfs de meest eenvoudige, onveranderlijk deze bevelsvorm wordt gebruikt, worden de onderbevelhebbers voortdurend geoefend in initiatief, eigen oordeel en eigen beslissing. Loyaliteit tegenover de bedoelingen van de bevelhebbers is natuurlijk noodig en omdat men deze bedoelingen steeds goed zal begrijpen en tevens elkaar, is een goede doctrine een onmisbare factor.

Nelson (en niet minder onze Admiraal de Ruyter) besprak zijn principes en plannen steeds met al zijn captains, zóó dikwijls en grondig, dat alle onderbevelhebbers er mede doordrongen werden. Deze principes werden daardoor niet alleen die van den Admiraal, doch tevens die van de commandanten en van de geheele vlootorganisatie. Nelsons vloot werd daardoor getraind in volmaakte en loyale samenwerking met den leider.

Ook van het aanmoedigen van initiatief, ook van de lagere officieren, vinden wij een aardige anecdote vermeld.

Toen Nelson eens 's nachts aan dek kwam, lag het schip met klapperende zeilen op den wind en de officier van de wacht stond met de handen in het haar, hoe hij het schip weer vol en bij zou krijgen. Toen vroeg Nelson aan den onthutsten officier: "What do you think, to do now?" "I don 't know, Sir!" "Neither do I", zei Nelson daarop en ging weer naar beneden. Hij greep niet in in de taak van een ondergeschikte, zoolang dit niet absoluut noodig was.

Het begrip Militair Karakter is jarenlang verwaarloosd, doch nu het Naval War College de officieele belangstelling voor dit onderwerp heeft weten te wekken, zal het een essentieel element, in het bijzonder in de vorming van het officierscorps gaan vormen. De conclusie, waartoe het Naval War College kwam, luidde: „We believe it is the duty of every officer to study own character, that he may improve it and to study the character of his associates, that he may act more efficiently in his relations with them".

476