Beschermingsmaatregelen ter koopvaardij

ontploffingen; 86 opvarenden verloren hierbij het leven. Nog duidelijk herinneren wij ons den schrik, die over het land voer, toen dit bericht binnenkwam. Snel achter elkaar vernamen wij nieuwe gelijksoortige rampen. Zoowel de scheepvaart der geallieerden, als die der neutralen werd pijnlijk verrast door een nieuwe mijn, welke, zooals spoedig zou blijken, een magnetische was. De vrees voor het onbekende gevaar, dat overal loerde, werd groot. De reeders besloten 21 November de scheepvaart tijdelijk te staken, waarna op 22 November een vergadering plaats had van de Reedersvereeniging tot bespreking van het in te nemen standpunt, waarbij de Chef van den Marinestaf een uiteenzetting gaf over het bestaande gevaar.

Tijdens de korte periode van afwachten, rijpte bij enkele reeders het plan, schepen tot wederzijdsche hulp en steun in onderling verband te laten varen en deze schepen te doen vóórstoomen door een sleepboot, welke zou zijn uitgerust met paravanen.

Zoodra de scheepvaart op 25 November weer doorging, werd dit plan ten uitvoer gebracht. De schepen, welke in het eerste verband werden vereenigd, waren de „Grootekerk", de „Bloemfontein" en de „Alioth". Teneinde de schepen niet onnoodig lang in het gevaarlijke gebied op te houden, werd naar een groote, snelle sleepboot gezocht en de keuze viel op de „Zwarte Zee". Deze sleepboot meet 793 bruto registerton en kan 4200 pk ontwikkelen. Nadat in den avond van 21 November voor het eerst het sein tot vertrek werd gegeven, hetgeen naar aanleiding van nieuw binnengekomen berichten over rampen weer werd herroepen, koos het verband op 25 November zee. De „Zwarte Zee" en de „Alioth" kwamen van den Waterweg, de „Grootekerk" uit Antwerpen en de „Bloemfontein" uit Amsterdam. Bij dagworden op 26 November werd het verband bij „Schouwenbank" gevormd, waarna de oversteek werd ondernomen. Er werd zeer goed gevaren. De koersveranderingen geschiedden achtereenvolgens door de volgende schepen op dezelfde plaats, waarbij er nauwkeurig op werd gelet, dat zij niet buiten de schoongeveegde geul kwamen. De radiostations der schepen waren doorloopend bezet, opdat eventueele bijzonderheden direct doorgegeven konden worden. Koersveranderingen werden van te voren gemeld. Veranderingen in vaart en snelheid werden bekend gemaakt door middel van een bal, die hooger of lager werd geheschen. De onderlinge afstand bedroeg van boeg tot boeg 600 meter. Behoudens de bewaking door Marinestrijdkrachten was het een echt convooi. Zonder wedervaren werd de reede van Downs behouden bereikt. Na een gedwongen rustdag tengevolge van een storm, aanvaardde de „Zwarte Zee" op 27 November de terugreis, nu met de „Johan de Witt" achter zich. Aan boord van het passagiersschip waren de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen getroffen. De sloepen waren naar buiten-

485