Admiraal Sims 1858—1936

doctoraten aan Amerikaansche, Britsche en Canadeesche Universiteiten verleend. Het scheen of Sims als een geëerd en algemeen geacht Admiraal zijn loopbaan zou kunnen beëindigen; doch reeds loerde een politieke adder onder zijn lauweren.

Sims had na zijn terugkeer een reeks verdienstelijke ondergeschikten van zijn vloot en staf voorgedragen voor de „Distinguished Service Medal" en enkelen voor de hoogste onderscheiding, de „Congressional Medal of Honour". Meer dan de helft van deze voordracht werd geschrapt, waaronder vrijwel alle onderscheidingen voor te Londen geplaatste officieren. Sims was nog steeds niet de man om zooiets over zijn kant te laten gaan. Hij weigerde de hem verleende D.S.M. en wendde zich met een verontwaardigd protest rechtstreeks tot den Senaat. Het gevolg was een uitgebreid onderzoek in het „Naval Affairs Subcommittee". Alle wrok, die Sims tegen Secretary Daniëls koesterde, kwam weer boven en in zijn verklaringen in scherpe bewoordingen tot uiting.

Niettemin wenschten zeker de Democraten geen openlijk schandaal en hun ontsteltenis was groot, toen enkele gedeelten van Sims' rapport toch in de pers verdwaalden. Het feit dat niet Sims, doch een democratisch congreslid voor deze indiscretie verantwoordelijk was, kon niet verhinderen, dat de Senaat een resolutie aannam „of reproval to Admiral Sims for making public certain alledged confidential instructions" 61). Dat hierop de democratische pers zich niet onbetuigd liet, behoeft geen betoog. Daniëls was niet voor niets zélf journalist. Een uitermate vuil stuk uit de Washington Post van 26 Januari 1920, van een zekeren James B. Conolly, werd in extenso in de Congressional Records opgenomen. Sims („Spotlight Lover") met zijn persagentschap in Londen, met Jellicoe, Bayley, French en andere „vrienden" werden op de grofste wijze geattaqueerd. Jellicoe en Sims zouden hun naam slechts aan wederzij dsche ophemelarij te danken hebben. De Amerikaansche matrozen zouden hun begrijpelijke sympathie met de Sinn Feiners onverholen hebben getoond, ondanks het despotisme van Adm. Bayly en Sims. Wanneer men Sims' voordracht voor de onderscheidingen naging, zou men den indruk krijgen, dat het groote werk door walhelden en mislukte jagercommandanten in veilige bureaux was bevochten. „Het eenige risico, dat deze helden liepen in den oorlog bestond in het gevaar, dat zij zich aan een splinter van hun armstoelen konden verwonden". Enfin, van het loon der braven kreeg ook Sims ruim zijn deel en Amerika zou geen vrij en democratisch land zijn, wanneer naast de rozen niet de doornen welig oproeiden op Sims' na-oorlogsch levenspad.

61) Resolutie 287—1920.

781