Op zoek naar Suriname's Zuidgrens

weinige dikvleezige bladen de schitterendste witte of helgele bloemen ten toon spreidden: steenroode amaryllis, een blauwe campanula-achtige bloem, een meterhooge aardorchidee met honderden gele bloemen aan één plant, op het graniet wonderlijke cacteeën, fijn geveerde heesters, bedekt met rose bouquetjes van bijna louter meeldraden; het is een rijkdom, welke steeds wisselt naarmate de maanden verstrijken.

De maanden verstrijken en intusschen groeit ons werk, wordt kilometer na kilometer grens bepaald. Het begin — het met zekerheid vaststellen van het eerste punt van de waterscheiding—was zeer lastig: het was slechts mogelijk na het volgen en in kaart brengen van ontelbare kleine bronriviertjes. Eerst toen ik vele bronnen van de Spinaliwini had gevonden en de aan de tegenovergestelde zijde van den heuvelrug (de waterscheiding) afstroomende kreken met eenige zekerheid als Braziliaansche kreken kon bestempelen, kwam er teekening in de grens; daar er vanzelfsprekend ook tusschen hoofdbronriviertjes van de Sipaliwini en tusschen die van Braziliaansche rivieren, secundaire waterscheidingen bestaan, werden er nogal eens fouten gemaakt, die pas aan het licht kwamen, wanneer de vermeende waterscheiding een plotseling einde nam en twee riviertjes, aan welke verschillende nationaliteit was toegedacht, plotseling samenstroomden tot een grootere; het zoeken en meten kon dan weer beginnen.

Hoewel het hoofddoel steeds was het zoeken van de grens, begon ik toch reeds dadelijk bij het betreden van de savanne een triangulatie, waardoor een totale karteering van het doortrokken gebied werd verkregen. De driehoekspunten der samenstellende driehoeken waren opvallend kenbare terreinpunten — een boom of een rotsblok op den top van een heuvel — in welke hoekpunten ik met den theodoliet de hoeken kon meten; een zeer ruw met den afstandmeter gemeten basiszijde kon later, toen ook de grens in de driehoeksmeting werd opgenomen, worden verbeterd door het nauwkeurig met een stalen meetlint afmeten van een ruim duizend meter lange basis. In de nabijheid van die basis werden sterswaarnemingen gedaan, zoodat van dat oogenblik af de geografische ligging van eenige grenspunten bekend was. Over de waterscheiding-grens zelve werd door het gras een pad gemaakt en boompjes, voor zoover aanwezig, met den houwer (kapmes) gemerkt of gekapt. Dit fantastisch kronkelende grenspad werd daarna met het stalen meetlint (30 meter lang) opgemeten en de richting bij elke meting met behulp van een boussole bepaald. Bij het berekenen van het eene grenspunt uit het vorige werd de magnetisch gevonden richting verbeterd voor de variatie (afwijking van den magneetnaald) welke verscheidene malen door zons- of sterswaarnemingen werd bepaald.

Eenige aanhalingen uit mijn journaal, hier en daar iets uitvoeriger weergegeven, zullen ons leven en werken het best doen begrijpen. De hier gebruikte namen werden door mij als hulpmiddel gegeven aan de verschillende meetpunten; bovendien moesten allerlei terreinbij-

831