Marineblad

tientandigen houten kam; vervolgens nam de vrouw hem onder handen, maakte een ingewikkeld systeem van scheidingen en elk eilandje van haar werd tot een stijf opstaand vlecht je gevlochten. Met een oud jachtgeweer, pijl en boog (voor de vischvangst) ging hij daarop in zijn kleine boot zitten, de vrouwen brachten hem zijn eten in bananenblaren gepakt, en meneer toog op jacht (zie foto no. 26).

Zooeven kwamen wij den Roomsch-Katholieken leriman (onderwijzer) van Drietabbetje op de rivier tegen. Hij vertelde van Boschnegers gehoord te hebben, dat er een boom is gevallen op de radio van Meuldijk; dat verklaart dan zijn stilzwijgen. Gelukkig hebben wij nog twee complete installaties, wat niet wegneemt dat het een ellendig geval is.

1 Augustus. Hedenochtend om tien uur kwamen wij te Drietabbetje aan en vonden er den admiraal en Rombouts, die 24 uur voor ons waren gekomen.

Het hoofd van ons troepje Djoeka's, Mooiman, vroeg mij vanmorgen vroeg al een geweer te leen om de door het protocol voorgeschreven saluutschoten bij het naderen van dit hoofddorp der Djoeka's te kunnen lossen. Om 9 uur werden twee schoten afgegeven, bij de punt van een der drie „tabbetjes" (eilanden), tien minuten later weer twee schoten en toen de aanlegplaats van het dorp in zicht kwam nogmaals twee; de autoriteiten hadden nu tijd gehad om voor de begroeting aanwezig te zijn en inderdaad werden we door eenige hoogwaardigheidsbekleeders, o.a. den gran-fiskali — een eerbiedwaardigen grijzenden neger — verwelkomd.

Het dorp ligt geheel verscholen, ongeveer honderd meter van de rivier en voor het eerste huis, dat een soort van gastenhuis bleek te zijn, zaten de admiraal en Van Straelen in gezelschap van den grankapitan Kanapee en zijn ,,grooten". Wij vielen met onzen neus in de „kroetoe" (vergadering), die belegd was om de financieele zijde van de Djoeka-hulp en de toekomstplannen nader te regelen. Na urenlange diplomatieke besprekingen kwamen Kanapee en zijn grooten met ons tot overeenstemming. De Djoeka's zullen — met ons — verhuizen in kleinere booten, meer geëigend voor de bovenrivieren, en na het bereiken van het hoofdmagazijn ons ook vergezellen op de verdere Tapanahoni (groep admiraal) en de Paloemeu (mijn groep), welke laatste rivier zij door hun bezoeken aan Indianen kennen.

Met mij gaan mee: Mooiman en Magason (zie foto no. 27); met Van Straelen: Paukalè en A'Oendoe. Juist omdat het zulke aardige flinke kerels zijn en omdat zij de Paloemeu kennen, ben ik heel blij, hen nog wat bij mij te kunnen houden.

Kanapee is een lange, schrale, keurig in khaki-pak gekleede figuur, bril op, witte schoenen aan de bloote voeten; eenige grooten dragen een tropenhelm, witte jas en een „pandje" (gekleurde lendendoek) en verder niets; maar de massa is in Djoeka-tenue, dat wil zeggen een pandje en soms een vee'kleurigen doek over één schouder.

Drietabbetje is een groot dorp; te zamen met de in de onmiddellijke nabijheid op andere eilandjes liggende dorpen wonen hier eenige dui-

848