Marineblad

kamp gespreid; de arbeiders vinden plaats in het dorp, dat hoogerop geheel verscholen ligt.

De Kapitein, in een wijd, wit hemd en zonder broek, komt ons verwelkomen. Het is weldra een vroolijke drukte op het strand en als wij onze kinine slikken, bestaat er zooveel animo voor de mooie rose pillen, dat wij eenige jonge meisjes, knappe, vroolijke negerinnetjes, onder bulderend gelach van de omstanders, er van moeten terughouden om zich een indigestie aan kinine te slikken!

Vanmorgen om 9 uur passeerden we een kamp en grondjes, waar de ouders van Mooiman woonden; ik had toen de oude lieden even de hand gedrukt, en nu blijkt, dat zij ons achterna zijn gepareld om ons zoete patatten en een ananas te komen brengen! Bovendien konden wij hier zes eieren veroveren en krijgen de arbeiders ook bananen en bakoven. Het lijkt hier wel Luilekkerland.

Daar er in de Tapanahoni geen pirai's schijnen te zijn, genieten wij, vooral als er rotsen zijn — zooals hier — dagelijks van een heerlijk bad in de rivier.

Den achtsten Augustus konden wij ons verlustigen in den aanblik van den machtigen Teböe, een van die wonderlijke koepelvormige granietbergen, vrijwel geheel naakt en glad, zooals er in Suriname meer voorkomen. Spoedig daarop begon een serie vallen, waar we drie dagen tegenop worstelden, vallen van bijzondere schoonheid en door de Boschnegers met wonderlijk klinkende namen getooid. De serie begon met den Grandafoetoe en Kortofoetoe. Daar de Tapanahoni deze groote sprongen — er zijn vallen bij van 10 meter hoogte — bijna altijd over haar volle breedte maakt, is de indruk veel grooter dan van de Wonotobo-vallen in de Corantijn, waar alles zoo versnipperd is, dat men nooit een overzicht over het geheel verkrijgt.

Bovendien leverden deze vallen voor booten en bagage veel minder gevaar op, daar de lading uit de booten moest worden genomen en ook de booten zelf over groote afstanden over het graniet moesten worden gesleept; weliswaar heeft dan de bodem van een boot veel meer te lijden, maar een handig hulpmiddel, het onderleggen van de groote, dikke bladeren van aloë's, verminderde dit risico weer belangrijk. Maar voor onze menschen waren het zeer zware dagen. Kentoefoe, Allemandidon (alle man gaan er bij zitten), Indje-pikien, Oemankodobakoe en Mankoedobakoe (vrouw keer terug, man keer terug) (zie foto no. 30); de eene val is nog maar nauwelijks overmeesterd, of — om een bocht — is de donder al weer te hooren van een volgende. De laatste dezer serie was de Maboga-val, die veel minder hoog is; hier kwam, de Amerikaan Ryan niet lang geleden om het leven. Wij ontmoetten daar de eerste Oajana's (de Boschnegers zeggen Aioekoejana's), Roodhuiden, die ons, ook later, zeer vriendelijk gezind waren. Een eind verder bezochten wij het Indianendorp Tipoeloe; van de rivier af liep een breed pad door het oerwoud naar het 10 huizen tellende dorp.

Tipoeloe en zijn wederhelft (zie foto no. 31) zaten voor hun huis.

850