M l.

9

den van een inductietoestel iets verder van elkander verwijderd dan dat nog een vonk tusschenbeide kan overspringen, dan komt er weder een vonk, wanneer op den vonkenweg en de electroden ultraviolette stralen vallen. Zickler zendt met behulp van holle spiegels en lenzen de stralen van een krachtige, zooveel mogelijk ultraviolette stralen bevattende lichtbron — het best dus door een booglicht — naar de ontvangplaats. Hier is een inductietoestel opgesteld, waarvan de electroden in een buis zijn opgesloten. De kathode is schijfvormig en hare vlakke zijde maakt een hoek van 45° met de as van de buis, zoodat de lichtstralen welke door een lens die zich aan het uiteinde van de buis bevindt, op die vlakke zijde der kathode geconcentreerd worden, naar de bolvormige anode gereflecteerd worden en derhalve ook deze en den vonkenweg verlichten.

De spanning van het inductietoestel is zoodanig, dat slechts door verlichting door middel van ultraviolette stralen ontlading volgt. De ontladingen, dus de afgegeven teekens, kunnen door het oog of door een ingeschakelde telephoon waargenomen worden of ten slotte met behulp van een Fritt-buis opgeteekend worden. De te gebruiken lenzen moeten uit bergkristal gemaakt zijn, ten einde de ultraviolette stralen te kunnen doorlaten. Het onderscheppen van deze soort lichtstralen tot het geven van signalen, geschiedt op de plaats van afzending door het voorschuiven van glasplaten. Daarom kan door het bloote oog een verandering in den stralenkegel tijdens het signaleeren niet worden waargenomen. De proeven zijn tot nog toe slechts tot op 200 M. genomen. De werkzaamheid van den ontvanger wordt door verdunning van de lucht binnen de buis waarin de electroden zijn besloten, tot een zekere waarde verhoogd; een toenemende drukvermindering van de lucht in deze buis vermindert de gevoeligheid weder. F. L.

Electrische spoortreinen.

Eenige ingenieurs van de spoorwegmaatschappij Parijs— Orleans hebben, op last van hun directie, in Amerika een onderzoek ingesteld naar de electrische trekkracht voor spoortreinen. In de «Revue Générale des Chemins de fer» komt hun verslag voor, waarvan de slotsom als volgt luidt: «Ofschoon in Amerika nog zelden zware treinen van electrische trekkracht zijn voorzien, bewijzen reeds die toepassingen dat, althans over korte afstanden, geen technische bezwaren meer zijn te overwinnen. In de reeds bestaande inrichtingen vdor spoor- of tramwagens worden, zeer goedkoop, ontzaglijke voorraden electrische kracht voortgebracht, die bruikbaar zijn voor het trekken van treinen. In een aantal gevallen wordt door geleiding een hoeveelheid overgebracht benoodigd voor zware treinen, met name te Buffalo, zelfs over 35 kilometers. Het overbrengen van den stroom, door te strijken langs een hoog boven of laag bij den grond geplaatste leiding, is eveneens practisch opgelost. Te Chicago wordt bij den luchtspoorweg door een derde spoor, dat enkel is geïsoleerd door steunsels van geparaffineerd hout, een voldoende stroom overgebracht voor het trekken van treinen op een zeer drukke baan. Ook heeft de electrische locomotief reeds een vorm, motors en reguleerende toestellen die haar in staat zouden stellen de zwaarste treinen die in Frankrijk rijden, te trekken».

Het plan bestaat om het stadsgedeelte van den spoorweg Parijs—Orleans met electrische trekkracht te bedienen.

LIJST DER WERKEN

vanwege de Vereeniging van Burgerlijke Ingenienrs uitgegeven en voor het publiek beschikbaar gesteld.

volge het besluit van de Algemeene Vergadering der Vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs, op 18 Juli 1891; uitgegeven in 1895 bij Gebr. Beunfante, voorheen A. D. Schinkel te 's-Gravenhage. Prijs f 2.50.

Register van «de Ingenieur» over 1886—1895, le—10e jaargang. Prijs f 1.—. (Verkrijgbaar bij den Secretaris der Vereeniging van Burgerl. Ingenieurs.)

Weerkundige waarnemingen te de Bildt, 8 uur voormiddag.

Repertorium der literatuur van den Waterstaat van Nederland, bewerkt door P. H. Kemper, L. V. B. I.; uitgegeven in 1883 bij Martinus Nijhoff te 's-Gravenhage. Prijs f i.

Tarief voor reis- en verblijfkosten ten behoeve van Technici; uitgegeven in 1887 bij Gebr. Belinfante voorheen A. D. Schinkel te 's-Gravenhage. Prijs ƒ 0.25.

Honorarium-tabel voor technischen arbeid van Ingenieurs en Architecten; uitgegeven in 1892 bij Gebr. Belinfante voorheen A. D. Schinkel te 's-Gravenhage. Prijs ƒ 0.10.

Algemeene administratieve voorschriften voor het uitvoeren en onderhouden van werken ten behoeve van besturen en particulieren, uitgegeven in 1892 bij Gebr. Belinfante voorheen A. D. Schinkel te 's-Gravenhage. Prijs f 0.60.

Verslag der Commissie in zake het Technisch Onderwijs, benoemd inge-

Barometer- Win""cht' Tempera- Neerslag"

1898/99. standin richting. Beaufort tu"r' R.raden Ji

mM. 12-.1. ach. Celsius. mm.

30 Dec. 744.3 N.N.0. 5 + 5.3 17

31 » 758.5 W.N.W. 1 -f 2.3 1

1 Jan. 745.8 Z.Z.W. 4 +2.7 3

2 » 733.7 Z.W. 3 +2.6 6

3 » 744.5 N.N.O. 3 +2.1 5

4 » 761.4 Z.Z.W. 3 +3.5 1

5 » 767.7 W.N.W. 1 +2.0 1

Rivierberichten.

Waterhoogten, in Meters + N.A.P. 8 uur voormiddag.

Keulen. »,-,. Wester- Maas-

1898/99. : i™* Lowth. g^Jf he™. (rTe°orpt;) Venl°- Grave-

31 Dec. 37.33 9.81 7.56 8.01 8.46 42.43 9.43 5.40

1 Jan. 37 35 9.81 7.53 8.00 8.46 42.19 9.74 5.78

2 » 37.40 9.85 7.56 8.01 8.49 42.30 10.21 6.27

3 B 37.68 9.95 7.64 8.07 8.54 43 21 10.40 6.49

4 » 38.32 10.22 7.88 8.26 8.75 43.50 11.61 7.25

5 » 3910 10.73 8.27 8.58 9.09 43.61 12.11 7.94

6 » 39.56 11.48 9.00 9.16 9.69 43.64 12.37 8.28

Na I Januari 1893 worden de opgaven der waterwaarnemingen aan de peilschalen langs de rivieren voorkomende in de Staatscourant herleid tot het Amsterdamsche peil volgens de UITKOMSTEN DER NAUWKEURIGHEIDSWATERPASSINGEN en de waterpassingen van den Algemeenen dienst van den Waterstaat.

Het Amsterdamsche peil wordt voor de hoogten, die dienovereenkomstig zijn bepaald, aangegeven door N.A.P. en de waterhoogten worden dus voortaan in meters volgens N.A.P. uitgedrukt.

De waterhoogten, betrekkelijk de nul der oude schaal blijven natuurlijk onveranderd.

BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BERICHTEN.

Op 82-jarigen leeftijd is op den 5d«n dezer in Den Haag overleden de heer J. P. de Bordes, die als schepper en bouwmeester der eerste Indische spoorwegen beschouwd mag worden.

Na als officier bij het wapen der genie hier te lande eervol gediend te hebben, verwisselde hij de militaire loopbaan met eene betrekking in 's lands burgerlijken dienst en vervulde hij eenige jaren het lidmaatschap van den Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten. Kort daarna werd hij benoemd tot hoofdingenieur bij de inmiddels gevestigde Nederl.-Indische Spoorwegmaatschappij. Toen de heer de Bordes in 1863 naar Indië werd uitgezonden om zich daar met den spoorwegaanleg te belasten, was er nog geen enkele spoorbaan gebouwd. Vandaar dat hrj eerst een reis door Engelsch-Indië maakte, ten einde voor het reuzenwerk dat hem op Java wachtte, zijn voordeel te doen met hetgeen in de Britsche kolonie op het gebied van aanleg en exploitatie van spoorwegen reeds tot stand gebracht was.

Bijgestaan door een staf van ingenieurs, waaronder ^ff^ïT dene die vroeger zijn wapenkameraad geweest waren, hieW J zich gedurende 5 jaren met de leiding van den spoorwegbouw op Java bezig. In 1868 van zijn zending in het moederland teruggekeerd, bleef hij nog eenigen tijd als hoofdingenieui bn de Indische Spoorwegmaatschappij werkzaam, tot nrj in iooy zrjn