85

M S.

reeds het eerste jaar het beste zou zijn. Aanvankelijk slaagde echter de Lesseps niet, maar na een reis naar Panama, waarna de raming van kosten tot 600 millioen frs. verminderd werd, gelukte het hem de maatschappij tot stand te brengen. Het werken zonder behoorlijke voorafgaande gedetailleerde onderzoekingen was vooral oorzaak dat het geld spoedig was uitgeput en het weldra bleek dat er van een kanaal t niveau niets kon komen. Het denkbeeld kwam toen op van een sluizenkanaal, met het doel later de sluizen te doen vervallen maar de inmiddels uitgeschreven leening mislukte totaal en de maatschappij moest liquideeren. Op verzoek van den liquidateur werd toen door de Fransche Regeering een technisch adviseur aangewezen, die eene commissie van 12 leden uitnoodigde een nieuw plan te bestudeeren. Door deze commissie, waarin ook spreker zitting had, werd een plan met twee sluizen en twee binnenmeren ontworpen.

Ook dit plan is echter thans van de baan, omdat later, toen men over meer gegevens beschikken kon, bleek dat de basis niet deugde.

Thans is eene nieuwe maatschappij opgericht, werkende met een kapitaal van 60 millioen frs., die twee zaken gedaan heett. In de eerste plaats heeft zij getracht het vervoer over de landengte nu reeds zooveel mogelijk te bevorderen en productief te maken en in de tweede plaats nadere en betere gegevens van het terrein te verzamelen. Hierin is zij reeds voor een groot deel geslaagd en is haar gebleken dat het terrein niet ongunstig is, maar dat de afvoer van de rivier de Chagres veel aanzienlijker is, zoodat niet 60 millioen M3., zooals men aanvankelijk meende, maar 250 millioen JP. zullen moeten worden opgeborgen. Bij het nieuwe plan dat in studie is, zal het beginsel van meeren behouden worden. .

Intusschen houdt men zich in Amerika ook druk bezig met het Nicaraguakanaal, dat veel duurder en veel langer is en een slechte buitenhaven heeft. De quaestie is daar echter op politiek terrein gebracht maar daar er ook in Amerika veel voorstanders zijn van ien PaAamakanaal, is het nog geheel onzeker hoe de beslissing

ZalDaar de^spreker wegens de uitgebreidheid van het onderwerp slechts een kort overzicht daarvan kon geven, maar de geheele studie in de Notulen zal worden opgenomen, werd op zijn verzoek de discussie tot de volgende vergadering verdaagd. .

Nadat de President den spreker had dank gezegd voor zijne interessante voordracht werd de gebruikelijke pauze gehouden.

Na de pauze werd het woord gegeven aan het lid C. L. M. Lambrechtsen van Ritthem tot het houden van een voordracht over de rioleerinq en waterverversching van Amsterdam.

Spreker begon met een overzicht te geven van den tegenwoordigen toestand te Amsterdam en wees op het onderscheid tusschen de oude stad waar alle stoffen in de grachten terecht komen en in de nieuwe stad waar geen faecaliën op de openbare wateren geloosd mogen worden Voor een gedeelte der nieuwe stad worden de faecaliën verzameld volgens het Liernurstelsel dat technisch goed werkt maar de vraag niet oplost «wat met de stoffen te doen». Na de werking van het Liernurstelsel uiteengezet te hebben wees spreker op het groote bezwaar dat aan dit stelsel kleeft, namelijk dat het niet voorziet m den afvoer van het keukenwater, badwater, menagewater enz., welke Hoeveelheden ongeveer 40 maal de hoeveelheid van het faecalienwater bedragen. Zou men ook deze hoeveelheden volgens het Liernurstelsel willen verwijderen, dan zou men zich zulke enorme financieele otters moeten getroosten dat zulks zou blijken ondoenlijk te zijn. bpreker ,. j„ ., ï™- ooi h»t „Warino-'s senRrate-svstem» voor

geelt uaaium uc vuunvcm ». B~ ~-? .

de nieuwe stadskwartieren als zijnde veel eenvoudiger en veel minder kostbaar. Dit stelsel brengt echter mede eene scheiding van huis- en hemelwater binnen de percelen, welke scheiding echter eerst inden laatsten tijd als verplichting bij nieuwen bouw is voorgeschreven. Vooroopi' zal men zich dus wel moeten bepalen tot het gecombineerde stelsel, terwijl later bij de nieuwe uitbreiding een keuze gedaan zal kunnen worden tusschen dit en het gescheiden stelsel.

Op de vraag waar men met de stoffen moet blijven is voor Amsterdam maar één antwoord, namelijk naar zee. Het rioolvocht te gebruiken voor bevloeiingen in 't Gooi is, al ware daar voldoende terrein aanwezig, veel te kostbaar terwijl ook geen waterschapsbestuur bereid zou worden bevonden het water in zijn polder op te nemen.

Van een gemeentelijk standpunt is er dan ook geen reden het veel duurdere reinigingssysteem door middel van bevloeiing toe te passen, wanneer men het water langs veel goedkooperen weg direct of zoo noodig na voorafgaande reiniging in zee kan loozen. Spreker staat vervolgens stil bij de verschillende wijzen van reiniging, namelijk de mechanische, chemische en biologische klaring en geeft aan de laatste methode de voorkeur. .". . . ,

Ofschoon Amsterdam de keuze heeft om het rioolwater te brengen tusschen de Noord- of Zuiderzee, acht spreker het mt een financieel standpunt verantwoord de stoffen te persen naar de Zuiderzee en daar een proef te nemen met een filter van Dibdm.

Later zou men altijd nog kunnen overgaan tot het wegpersen naar de Noordzee.

Wat de waterverversching betreft acht hij het zwaartepunt daarvan gelegen in de rioleering. Worden de wateren niet meer door rioolwater vervuild, dan is de verversching eenvoudig geworden, zooals door spreker nader wordt uiteengezet.

Een algemeen applaus, dat op deze voordracht volgde, leverde net

bewi s hoezeer de spreker zijne Luenuorueis iihu weien —

(») Het Huis van afgevaardigden heeft met 127 tegen 109 stemmen de motie van Hepburn, om zijn wetsontwerp betreffende het Nicaraguakanaal als amendement in de staatsbegrooting op te nemen, ver-

WMetn'deze beslissing vervalt de mogelijkheid der aanneming van een wetsontwerp op den aanleg van het kanaal, in deze zitting van het

wijl ook de President van de bestuurstafel den spreker een woord van bijzondere hulde bracht.

4an de discussie werd deelgenomen door de leden I. W. C. lellegen, E. H. Stieltjes, G. S. de Jongh, H. A. van IJsselsteyn en J. A. Lindo.

STA TEN-GEN ER AAL.

DE WATERSTAATSBEGROOTING VOOR 1899.

DEBAT EERSTE KAMER.

Heel belangrijk zijn de discussies niet geweest.

Slechts enkele onderwerpen kwamen ter sprake. ...

Bespoediging der kanalisatie van Westerwolde vroeg de heei Alberda van Ekenstein. Voor den Dordtschen Waterweg pleitte de heer.Nebbens Sterling. Grootere bewijzen van belangstelling in den nuttigenjera kring der Vereeniging «het Buitenland» wenschte de heer ^m.J? de heer Breebaart trachtte den Minister te bewegen om bij de tweede Kamer een nader voorstel in te dienen om een inzending van paaraen en vee op de Parijsche Tentoonstelling mogelijk te maken en ook om er de visscherij behoorlijk voor den dag te laten komen.

Van dit alles wilde de heer Regout niets weten. De Kamer, zeide hij, wil bezuiniging. Ze heeft dit duidelijk in het V V gezegd. Maar als deze wensch ernst is, dan moet men niet bij de Regeering aandringen op allerlei werken en subsidies, die, hoe wcnschehjk op zich zeiven, in de bestaande financieele omstandigheden te groote offers zouden vorderen. .

Ook de Minister sprak een woordje in dezen geest

Toch beloofde hij den heer Alberda de zaak der Westerwoldekanalisatie zooveel mogelijk te zullen bespoedigen en herhaalde hij tegenover den heer 'Nebbens Sterling de verzekering, dat het hem aangenaam zou zijn indien 's lands financieele toestand spoedig mocht toelaten de verbetering van den Dordtschen Waterweg aan de orde te stellen Wat de Parijsche tentoonstelling betreft, de Regeering zal, indien blijken mocht dat de f 67 000, die door de Tweede Kamer geweigerd zijn, door bezuiniging of door subsidie van particulieren tot een veel lager bedrag zouden beperkt kunnen blijven, overwegen ot een nieuw voorstel kan worden gedaan. ^„i„„a.

Het ongunstigst staan de kansen der Vereeniging «het Buitenland». De Minister, ofschoon sympathie voor haar streven uitsprekende, gaf geen hoop op vermeerdering" van het subsidie ; alleen vleide hij zich in de eerstvolgende jaren geen nieuwe vermindering van het o. i. schamele sommetje, dat het Rijk voor zulk een nuttige zaak over heeft,

te zullen moeten voorsteuen.

14 Febr. 1899.

Th. Six.

congres.

STOOMTRAM HULST—WALSOORDEN.

De artikelen van het op deze onderneming betrekking hebbend wetsontwerp luiden als volgt:

Art 1 Uit 's Rijks schatkist wordt een renteloos voorschot beschikbaar gesteld ten bedrage van een-derde der aanlegkosten doch tot geen hooger bedrag dan van f 95 070, ten behoeve van den aanleg van een stoomtramweg van Hulst naar Walsoorden.

Art 0 Het in artikel 1 genoemde rentelooze voorschot wordt onder voorwaarden, door Ons, of krachtens Onze machtiging te stellen, toegekend aan den concessionaris voor den aanleg van den aldaar genoemden stoomtramweg.

De M. v. T. volgt hieronder:

s 1 Bij beschikking van 3 October 1896 werd door Gedeputeerde Staten van Zeeland vergunning verleend aan A. J. M G. van den Broeck, voorzitter van den raad van administratie van den spoorweg Mechelen-Terneuzen, om voor een door hem ontworpen stoomtramweg ter lengte van ruim 13 kilometer van Hulst naar Walsoorden gebruik te maken van den tusschen die plaatsen bestaanden provin-

d Het Tornt den Minister voor, dat er voldoende aanleiding bestaat de totstandkoming van dezen tramweg door het. tof «XVen we" renteloos voorschot uit 's Rijks schatkist mogelijk te maken, en w op de gronden hieronder nader ontwikkeld.

§ 2. Onder de streken die van goede verkeersmiddelen zijn, mag zeker ook worden gerangschikt het oostelijk Zeeüwsch-Vlaanderen, het voormalige 5e district bestaat, is

Het eenige openbaar middel van vervoer dat daar tna een door de provincie gesubsidieerde wagendiensi> tdienst naar Walsoorden verbindt. Van daar wordt door een stoom Hansweert en een wagendienst van die plaats naa