281

M a«.

Waar plaatselijk de blinde berm geheel of nagenoeg geheel moet worden weggegraven, zal het kanaalboord nog door bezinking en bestorting worden versterkt.

Omtrent de na de verbetering van het kanaal toe te laten vaarsnelheid kan nog geene beslissing worden genomen.

Het staat intussehen vast, dat die snelheid minstens 10 kilometer per uur zal moeten bedragen, daar bij eene geringere snelheid de zeer groote schepen in het kanaal moeilijk stuurbaar zouden zijn.

Verdieping van de buitenhaven. Voor het onderhouden van de buitenhaven op eene diepte van 10.50 M. -f- N.A.P. zullen voortdurend krachtige baggermolens en zandzuigers te IJmuiden aanwezig moeten zijn, doch dit is thans ook het geval om de geul van 9.50 M. -f- N.A.P. te onderhouden. Die voortdurende aanwezigheid is noodig om, na verondieping, in korten tijd de gewenschte diepte weder te verkrijgen.

De kosten van het onderhoudsbaggerwerk worden daarom in hoofdzaak beheerscht door het baggermaterieel, dat steeds beschikbaar moet zijn en door het meer of minder werkbare weder en niet zoo zeer door de hoeveelheid die moet gebaggerd worden of door de diepte.

De diepte van 10.50 M. 4- N.A.P. is voor de buitenhaven zeer voldoende te achten.

Eene nog grootere diepte zou met het oog op het behoud van de koppen der havenhoofden niet geheel zonder bedenking zijn, tenzij (le bestorting om die koppen werd uitgebreid, waarvan evenwel vernauwing van den havenmond het gevolg zou zijn.

Bij de aangenomen diepte kunnen de allergrootste schepen althans gedurende een groot gedeelte van het tij gelegenheid vinden om binnen te komen en te schutten.

Verhooging en ver breed in g der spoorwegbruggen. Op de door sommige leden gemaakte opmerking, dat de belangen van den Amsterdamsehen handel niet gediend zouden zijn door de voorgenomen verhooging der spoorwegbruggen, omdat de beweging dier hoog gelegen bruggen bij harden wind groot bezwaar zou opleveren, kan worden geantwoord, dat geene vrees behoeft te bestaan dat de werktuigen tot beweging der bruggen niet krachtig genoeg zullen kunnen worden gemaakt, om ook bij de ontworpen hooge ligging en groote wijdte den windvang te overwinnen.

Het is natuurlijk denkbaar dat het bij zeer hevig stormweder minder raadzaam kan worden geacht, de brug open te draaien, doch onder zulke tijdelijke buitengewone omstandigheden zou de scheepvaart ook bezwaarlijk zijn en zal het openen der brug niet gevorderd worden.

Wat betreft het gevreesde gevaar, dat zal ontstaan wanneer wordt toegelaten dat twee schepen van groot charter elkander in de opening eener spoorwegbrug passeeren, zij opgemerkt, dat zulks in het algemeen door zoodanige vaartuigen wel uit eigen beweging zooveel mogelijk zal worden vermeden.

In den regel, en zooveel eenigszins mogelijk, zal het eene schip zijne vaart verminderen, om de doorvaart van de brug voor het andere vrij te laten. Van schepen van groot charter te vorderen, dat het eene aan den wal moet worden vastgemeerd terwijl het andere de brug doorvaart, zou veeleer tot onklaarraken voeren, dan dat wordt toegelaten dat de schepen in het vaarwater onder geringe stoomkracht voortdurend onder stuur blijven. Daarom is het niet wenschelijk het elkander voorbijvaren in de brugopeningen te verbieden. De schepen moeten vrij blijven om, indien zij om de eene of andere reden hunne vaart niet kunnen verminderen of zich bijzondere omstandigheden voordoen, elkander ook in de brugopeningen te passeeren. Ook met het oog hieroji is het een groot voordeel dat de bruggen eene groote doorvaartwijdte verkrijgen. Met den Minister van Oorlog heeft nog overleg plaats betreffende eenige verlaging van de hoogte der brug te Velsen, welke door hem in het belang der defensie wenschelijk wordt geacht.

Art. 1. De Minister deelt het gevoelen van die leden die van meening zijn dat de Kamer, ook na aanneming van dit wetsartikel, vrij zal zijn bij de behandeling van de Staatsbegrooting de voorstellen aan deze wet te toetsen, en de gelden voor de uitvoering der in de Memorie van Toelichting genoemde werken al dan niet toe te staan.

De opnoeming van die werken in de wet zelf komt hem daarom niet noodig en ook niet wenschelijk voor.

Het door Gedeputeerde Staten van Noordholland goedgekeurde besluit van den gemeenteraad van Amsterdam van 12 October 1898, waarbij eene bijdrage van 10 percent in de kosten der verbetering aan de ltegeering werd aangeboden, levert, naar het oordeel van den Minister, voldoenden waarborg op dat die bijdrage werkelijk vaststaat. Het is daarom onnoodig het bedrag dier bijdrage in de wet te vermelden, wat overigens met de door de gemeente Rotterdam voor de verbetering van den waterweg van Rotterdam naar Zee gegeven bijdrage ook niet is geschied.

Art. 2. De bedoeling van hetgeen in de Memorie van Toelichting ten aanzien van artikel 2 is gezegd, was uitsluitend er op te wijzen dat, aangezien de kosten der ontworpen werken wellicht over 10 jaren zullen worden verdeeld, in elk van die jaren gemiddeld niet meer voor de verbetering van het Noordzeekanaal zal worden besteed, dan in de vorige jaren, zoodat de betrokken begrootingspost daarvoor geen aanzienlijke verhooging behoeft te ondergaan."

Th. Six.

Weerkundige waarnemingen te de Büdt, 8 uur voormiddag.

Barometer- Wmukracnt, Tempera- Neerslag

1899. stand in „ Daa,r t tunr, graden in

mM richting. Beaufort ^us. mM.

^ 12'd. scb.

26 Mei 759.4 N.N.O. 5 9.9 22

27 » 764.7 N.O. 4 8.1 5

28 » 769.8 N.N.O. 4 10.3 —

29 » 770.9 N.O. 2 10.4 —

30 » 772.2 O. 1 io.3 —

31 » 772.0 Z.W. 1 16.1 — 1 Juni 770.5 O. 1 18.9 —

I

Rivierberichten.

Waterhoogten, in Meters + N.A.P. 8 uur voormiddag.

Keulen. , „ Wester- Maas-

1899. 7 uur Lobith. £™" voort tricht. Venlo. Grave.

vm. g (reg. pl.) brug

27 Mei 39.30 11.58 9.09 9.24 9.79 42.76 10.53 6.10

28 » 39.37 11.93 9.44 9.55 10.10 43.17 11.02 6.90

29 » 39.50 12.25 9.77 9.83 10.38 42.79 11.61 7.45

30 » 39.53 12.35 9.92 10.00 10.52 42.41 11.43 7.67

31 » 39.51 12.32 9.92 9.99 10.51 42.34 10.86 7.42

1 Juni 39.39 12.23 9.85 9.93 10.44 42.19 10.60 7.04

2 » 39.28 12.08 9.73 9.80 10.31 41.91 10.30 6.77

BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BERICHTEN.

Tot ons groot leedwezen vernemen wij, dat de hoogleeraar aan de Polytechnische School A. Htjet, den len dezer, na het bijwonen eener vergadering van het eindexamen C, door eene zware duizeling is overvallen, die ernstige gevolgen dreigt na zich te sleepen. De toestand is zeer zorgvol.

Eindexamen aan de Polytechnische School.

De eindexamens aan de Polytechnische school te Delft, benevens die voor technoloog le en 2e gedeelte, vangen aan op 5 Juni a. s. Deelgenomen wordt door 139 candidaten en wel voor de eindexamens 45 voor civiel-, 1 bouwkundig-, 1 scheepsbouwkundig-, 36 werktuigbouwkundig- en 1 mijnen-ingenieur, 13 voor technoloog. Aan de examens B voor technoloog nemen deel voor het le gedeelte 26 en voor het 2e gedeelte 16 candidaten.

Examen voor landmeter.

Op 5 Juni en volgende dagen zal te 's Gravenhage worden gehouden het examen voor landmeter van het kadaster.

Tot leden der commissie van examen zijn benoemd de heeren : E. P van Steenbergen, inspecteur van het kadaster aan het departement van financiën, voorzitter; A. W. E. Kwisthovjt, ingenieur-verificateur van het kadaster te Roermond ; W. J. Berdenis van Berlekom, bewaarder van de hypotheken en van het kadaster te 's-Hertogenbosch ; F- J. Ter Beek, controleur van de directe belastingen en van het kadaster te 's-Gravenhage ; F. G. Stucki, landmeter van het kadaster te Arnhem, en A. Veenhuysen, landmeter van het kadaster, gedetacheerd aan het departement van financiën, secretaris.

Leeraar in de Wiskunde.

De Minister van Binnenlandsche Zaken brengt ter kennis van belanghebbenden, dat met 1 Sept. e.k. te vervullen is de betrekking van tijdelijk leeraar in de wiskunde aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Sappemeer. Jaarwedde f 1200.

Zij die voor deze betrekking in aanmerking wenschen te komen, gelieven zich vóór 15 Juni e.k. aan te melden bij den inspecteur van het middelbaar onderwijs, dr. J. Campert te Amsterdam.

Adspirant-lngenieur van het Stoomwezen.

De Minister van Waterstaat, H. en N. brengt, met verwijzing naar zijne aankondiging van 2 Maart j.1., opgenomen in de Staatscourant van 10 Maart, 11 en 28 April en 5 Mei j.1., ter kennis van hen die zich aan het in de maand Juli dezes jaars te houden examen voor het stoomwezen wenschen te onderwerpen, dat zij zich, om tot a examen te worden toegelaten, vóór 4 Juli e.k. bij gezegeld adres dij hem hebben aan te melden met opgave van naam en woonplaats en onder overleggging hunner geboorte-akte.