372

staat zooveel mogelijk met de lucht in aanraking is, ongeveer zooals dit b.v. bij den aanleg tot ontijzering van Oesten en de afkoelers van condensatiewater van de firma Klein, Schanzlin Sc Becker te Frankenthal, enz. het geval is. (1)

Op deze wijze kan het mogelijk zijn althans een gedeelte van het vrije koolzuur uit het water te verwijderen en daardoor een verdere vernietiging van de leidingsbuizen te verhoeden, voor zooverre dit technisch slechts mogelijk is, zonder de overige geaardheid van het water te wijzigen.

"Wij houden ons nog bezig den invloed van deze luchldoorstrooming op het koolzuurgehalte van het water te bepalen en dienen dus verdere mededeelingen in.»

Volgens bericht van den heer directeur Tobmin te St. Johann is feitelijk een verbetering opgetreden doordien men, in plaats des nachts het pompen te staken, een onafgebroken werken, gedurende dag en nacht heeft ingevoerd, zoodat het water niet langer met het ijzer der pijpleidingen in aanraking blijft dan voor doorlating absoluut noodig is, waardoor zijn schadelijke werking op het ijzer tot een minimum wordt herleid.

Wij hebben hier met een geval te doen, dat voor de stedelijke waterverzorging van groot belang is. Tot heden heeft men klaarblijkelijk aan het voorhanden zijn en de werking van vrij koolzuur in water veel te weinig aandacht verleend en kunnen dus de gemaakte ervaringen der stad St. Johann aanleiding geven, de oorzaak der verontreiniging van het water bij stedelijke drinkwaterleidingen nader op te sporen.

In meerdere gevallen zal dan wellicht te constateeren zijn, dat niet het ijzergehalte van het water aan de bron daartoe aanleiding geeft, maar wel dat de rijkdom aan vrij koolzuur de oplossing der buisleidingen bevordert en hare vernietiging onafgebroken voortzet.

Over het ontstaan van het koolzuur loopen de meeningen uiteen. Terwijl dikwerf wordt beweerd, dat het koolzuur zijn ontstaan aan onderaardsche branden heeft te danken (2), is ook het idee niet uitgesloten, dat het koolzuur bij de verrotting van planten ontstaat, door het hemelwater in het aardvlak dringt en in de diepte wordt meegevoerd.

Het zou mij verheugen, als deze bescheiden mededeeling tot een verder nasporen van deze aangelegenheid mocht bijdragen. Der openbare gezondheidsverpleging zou daarmede zeker een groote dienst worden bewezen.

Mülheim a\d Ruhr, 4 Juni 1899. J. L. Terneden.

Bevloeiingsvelden. — Liernur-stelsel en nog wat.

Slotwoord.

Voor mij lag het „Handelsblad" van 9 Juli jl. bevattende een verslag omtrent het Congres voor openbare gezondheidsregeling. — Ik was bezig eenige kantteekeningen te maken. Ik had o. a. aangehaald: het water is „gemeen-goed", evenals lucht en licht. Als kantteekening had ik bijgeschreven:

„gemeen-goed licht", als de zon of de maan schijnt;

„gemeen-goed lucht", als het waait;

„gemeen-goed water", als het regent of als het uit de openbare waterloopen geschept wordt.

Wordt gas-, electrisch- of ander kunst-licht in huis geleverd, dan moet men er voor betalen.

Zou men wenschen, de ozonrijke zeelucht, of de lucht der dennenbosschen, langs kunstmatigen weg in huis te krijgen dan zou men er voor moeten betalen.

Wil men goed gezuiverd water overal in huis hebben, zoodat men slechts het kraantje behoeft open te draaien om het te zien vloeien dan zal men moeten betalen.

(1) Afkoelinrichtingcn als open en gesloten gradeerwerken zijn in de laatste 8 jaren in Duitschland veelvuldig gebouwd door de firma's Klein, Schanzlin & Becker te Frankenthal, Balcke & Co. te Bochum en de Houtindustrie te Kaiserslautern, waaronder met condensatievermogen voor 500.000 P.K., voor walswerken met een opbrengst van 1500 M3. afgekoeld water per uur.

Van Gebrs. Korting bij Hannover zijn ca. 100 ook ringvormige uitstrooi-inrichtingen in bedrijf, waaronder met 600 M3. opbrengst per uur.

Centraal-condensatieiverken, systeem Weiss, bouwt de firma Brinkmann & Co. te Witten, Sangerhaüser-Maschinenfabrik te Sangerhausen en Burkhardt & Weiss te Basel.

(2) De zoogenaamde «brandende berg» ligt ongeveer 5 K.M. van St. Johann verwijderd.

In de eerste drie gevallen maakt men gebruik van de gaven der natuur, in de volgende van de producten der nijverheid.

Wil men vasthouden aan het denkbeeld „gemeen goed" dan zal men, dunkt mij, niet meer kunnen eischen, dan dat de overheid, ten opzichte van „licht", belet het bouwen van hooge huizen in nauwe straten, het daarstellen van woningen waarin de zon nooit doordringen kan, dat zij b.v. zorgt voor den aanleg van pleinen, enz.;

ten opzichte van „lucht", maatregelen neemt, opdat de rook uit fabrieksschoorsteenen, de gassen en dampen, uit in rotting verkeerende organische bestanddeelen, of uit eenige verwerking ontstaande, de in te ademen lucht niet bederve;

ten opzichte van „water", dat de openbare waterloopen, die voor drinkwatervoorziening moeten dienen, niet verontreinigd worden door den afval van fabrieken en van menschelijke bewoning.

Mijn vriend X.... trad binnen. Op zoo'n warmen avond nog aan het werk !. ... Wat is dat!. ... Gij, man van de praktijk op het pad der bespiegelingen !... . Leg de pen maar neer.... Op dien weg is er te veel woordenpraal .... en, vooral voor u, te veel stof tot ergernis.

Hij kwam uit het verre Oosten, en doorreisde thans Europa, alles bezichtigende, wat hem later, daarginds, misschien van nut zou kunnen zijn. Uur aan uur bleven wij bij elkander, sprekende over de zaken, die hem en mij interesseerden: rioleering, drinkwatervoorziening, irrigatie, suikerfabricage, beplanting, en wat niet al. Zoo kwam het gesprek ook op den nieuwen smeltoven voor huis-afval van Wegener, te Berlijn in beproeving. Hij had er zooveel goeds van gehoord. Ik dacht er niet zoo optimistisch over. De praktijk zal wel leeren, dat de kosten voor de bij te voegen gemalen steenkolen zeer hoog zullen zijn; dat, wil men een constante temperatuur van 1500° Celcius onderhouden, het brandwerk van den oven veel te lijden zal hebben, dus dikwijls vernieuwing zal eischen; het vocht uit het huis-afval werkt ook al niet mede.... Mijn bezoeker verklaarde, dat, tijdens zijn verblijf te Berlijn, de oven buiten werking was; hetgeen hij wist, had hij van „hooren zeggen".

Kort daarna las ik in een particulieren brief het navolgende :

„Alles wat u in de kranten, over den nieuwen smeltoven „gelezen hebt, is min of meer reclame. Eene daadzaak is „het, dat zoodanige oven hier bestaat. Zes weken zijn nauwkeurige proeven daarmede genomen, die tot uitkomst had„den, dat 50 pet. gemalen steenkolen bij het huis-afval moes„ten gevoegd worden, dat er 45 pet. onverbrandbare stoffen „overbleven, dat de kosten der verbranding (alles er onder „begrepen) wel f 10 per M3 bedroegen. Intusschen is de oven in elkander gesmolten en onbruikbaar ".

Ik heb het ongeluk (of geluk) niet alles voor absolute waarheid aan te nemen, wat ik lees of hoor. Eene mededeeling, zelfs eene officieele, kan soms slechts betrekkelijk waar zijn. In mijn vorig schrijven heb ik reeds hierop gewezen. Ofschoon ik daar gezegd heb niet verder over de toen besproken aangelegenheid te kunnen uitweiden, mag ik toch de wederlegging van den heer Holleman niet geheel onbesproken laten, al moet hetgeen ik nu zal zeggen, eigenlijk meer beschouwd worden als eene aanvulling van het medegedeelde in n». 25.

De geachte heer H. geeft als wederlegging van mijn artikel in n°. 25, drie kolommen druks, meestal citaten. Ik zou kans zien, in tegengestelde richting 30 kolommen druks te leveren. B.v.:

Vergadering van de „Internationale Verein für Reinhaltung der Plüsse, des Bodens und der Luft", gehouden te Leipzig op 5 Nov. 1898.

Dr. Paul Degenee. Wordt zooals te Berlijn, Hamburg enz. het verbruikte water in groote eivormige, meestal begaanbare riolen verzameld, zoo zal door de vermindering in snelheid, die het vocht daar ondergaat, neerslag gevormd worden. Combineert zich met dit neerslaan, eene werking van rottingsbacteriën, die vooral door de faecaliën in het rioolvocht aanwezig zijn, dan ontstaat er eene „voor-reiniging". Dat dit neerslaan in de hoofdriolen plaats vindt, bewijst de geweldige massa halfverrotte stoffen, die bij sterken regen, uit deze riolen in den vloed afspoelt, bewijst het veelvuldig waargenomen sterven der visschen in de rivier, bij stortbuien.