373

Ik meen dat deze zelfreiniging in de riolen voor de Berlijnsche bevloeiingsvelden onontbeerlijk is, omdat deze velden bij hunne beperkte grootte, niet in staat zouden zijn, een onbezonken rioolwater, als b.v. de Potsdammer KlSranlage ontvangt, te verwerken. De reiniging van het Berlijnsche rioolvocht geschiedt slechts voor een klein deel op de velden, voor het grootste deel in de riolen en in de persbuizen naaide velden .... (1) Ik heb bij den aanvang dezer voordracht verklaard, dat ik een vriend ben van de bestaande stedelijke Riesel Anlagen .... dit belet echter niet, dat ik moet opkomen, tegen hetgeen in leerboeken en standaardwerken gezegd wordt, o. a.: dat het reinigen van het Berlijnsche rioolvocht 0.45 a 0.25 Mark kost. Tot dit bedrag komt men, als men amortisatie en rente van het aanlegkapitaal van het Pompstation, van de drukleidingen enz. buiten rekening laat, en ook de bedrijfskosten dezer inrichtingen eenvoudig niet inde balans opneemt .... Berekent men echter alles, dan komt men wel tot 3 Mark per hoofd per jaar .... Zeer beslist acht ik de vruchten, op de tegenwoordige bevloeiingsvelden gekweekt, van minder waarde, hetgeen mij de Geheimrath Koning eindelijk heeft toegegeven. Mij is dit aangenaam, omdat men vroeger zoo'n ophef maakte van de kolossale kooien, van de ongelooflijk groote bieten, van het acht maal grasmaaien enz. Thans weten wij, dat de kwantiteit verkregen werd ten koste der kwaliteit, dat van die massa gras geen hooi kon gemaakt worden, dat de kool ongeschikt was voor zuurkool, dat de suikerbieten geen suiker bevatten, dat de mangelwortels in plaats van 15 tot 20, slechts 5 pCt. vaste stof bevatten, enz. enz. Al dat ophemelen heeft thans niet meer plaats, men vergenoegt zich met aan te voeren, dat de omwonende landbouwers goedkoop voer bekomen enz. enz.

Baurath Beix. Ook omtrent de bevloeiingsvelden stelt tegenwoordig niemand zich meer op het standpunt, dat hiermede, onder alle omstandigheden, de beste oplossing te verkrijgen

is . .

Burgemeester Matting, van Qharlottenburg. Ten einde voor

het vervolg tegen te gaan, dat naburige landerijen onder water gezet worden, (waarmede wij vroeger te kampen hadden), hebben wij aan de Oost- en Westzijde der bevloeiingsvelden groote grachten gegraven, die afvoeren naar de rivier de Havel ....

Wij heffen, behalve de vaste belasting van 2 Mark per loopende Meter gevelbreedte der huizen, nog eene afwisselende belasting, thans verminderd tot 1 pCt. der huurwaarde. Ik heb niet gehoord dat deze belasting, voor 1898/99 420,000

Mark bedragende, het grondbezit overmatig arunt .... vvy hebben ons beperkt tot den bouw van beestenvoeder . . ■ • Uit de opmerkingen van Dr. Degener ervaar ik, dat wij nog veel tot verbetering kunnen doen ....

Ik wil hiermede niet voortgaan, want ten slotte heeft dat citeeren in den blinde weinig nut. Verreweg het meerendeel van dergelijke aanhalingen heeft slechts betrekkelijke waarde. De wetenschap, die men er uit putten kan, is alleen toepasbaar bij zorgvuldige vergelijking van plaatselijke toestanden. Elk citaat zou om voor het algemeen als argument te kunnen dienen, feitelijk moeten toegelicht worden door een zoo groot aantal bijzonderheden, waarschuwende bedenkingen, vergelijkende analyses, dat het citaat daarin zou verloren gaan. Ik zal mij daarom beperken tot een paar opmerkingen omtrent hetgeen de heer PI. aanvoert.

Z.Ed. haalt aan, dat: de ingezamelde faecaliën in reservoirs worden uitgestort, met kalkmelk vermengd, en het dun aan destillatie onderworpen.

Ik schreef echter: de faecaliën worden in reservoirs verzameld. Een groot deel der zweefstoffen valt neer; de neerslag wordt in natura verkocht of gebruikt tot compostbereiding; het dun wordt met kalkmelk vermengd en geprecipiteerd. De heer H. citeert alzoo niet geheel juist. Welk verschil dat maakt zal ik aantoonen.

Blijkens het Gemeenteverslag van 1896 (ik neem dat jaar, omdat ik toen de meeste analyses omtrent het bezinksel heb doen maken) zijn in de bezinkingsinrichting ontvangen 126.521 M3. faecaliën, terwijl als dik in natura werden afgeleverd 16.297 M3. De analyses van B. A. van Ketel en Dr. C. Antusch luiden: in de Liernurfaecaliën, droge stof: 1.71 pCt., in het bezinksel 5.96 pCt. Wij hebben dus:

(1) Zie het later medegedeelde omtrent Chicago.

S.

126.521 M3. X 1-71 pCt. = 2163 M3. droge stof. 16.297 „ X5.96 „ = 971 „ „ „

blijft in het dun

groot. . . ■ 110.224 M3. 1192 M3. droge stof.

Hetgeen dus zeggen wil, dat van de geheele massa faecaliën aan het Centraal Pompstation ontvangen, 13 pet. geheel buiten de fabriek om aan de landbouwers direct en geregeld werd verkocht, en dat deze 13 pet. bevatten bijna de helft van al de droge stof (45 pet.). Deze helft, welke voor ongeveer 5/7 uit organische stoffen bestaat, komt dus al vast niet in het water.

Rekening houdende met de omzettingen, die blijkens de gegeven analyses plaats vinden, volgt dus de onjuistheid van de bewering des heeren H. dat bijna alle faecaalstoffen met veel moeite en kosten uit de eene zijde der stad verwijderd, weder ten deele er in kunnen komen.

De heer H. zegt het klare ammoniak houdende vocht,

m hoofdzaak uit urine bestaande is ae neet _ n. uuui

analyses tot de wetenschap gekomen, dat dit vocht in hoofdzaak urine is ? Toen begonnen werd met de proefbewerking der faecaliën tot zwavelzure ammoniak, kwam een scheikunkundige aan het Pompstation, die beweerde een middel te hebben, om de urine, waaruit in hoofdzaak de Liernurfaecaliën zouden bestaan, door kunstmatige rotting om te zetten ; wenschte men zijn middel niet toe te passen, dan moesten de stoffen minsten 8 dagen aan natuurlijke rotting worden onderworpen. Wij hebben geen gebruik gemaakt van het aanbod; de stofien worden uiterlijk den dag na de ontvangst gedestilleerd. Mijns inziens heeft tijdens het transport in de buizen, ook al doordien de faecaliën met atmospherische lucht gesatureerd worden, groote omzetting plaats.

De heer B. A. van Ketel, scheikundige-bacterioloog, die geregeld de analyses voor controle der fabricage maakt, deelde mij dezer dagen het navolgende mede: „Naar mijne meening, zal van het voorkomen van urine, in de verrotte faecaliën geen sprake meer zijn, omdat met veel zekerheid kan geconcludeerd worden, dat de urinebestanddeelen, als ureum en urinezuur totaal zijn omgezet tot koolzure ammoniak." Elders heb ik, in officieele rapporten aangetoond, dat bij verschillende reinigingstelsels steeds slechts ongeveer de helft der geproduceerde faecaliën wordt ingezameld. Algemeen is aangenomen, dat gemiddeld per dag per hoofd geproduceerd worden 1.33 Liter faecaliën. De helft dezer hoeveelheid bedraagt + 0.7 Liter. Het Liernur-stelsel te Amsterdam verzamelt 3.3 Liter per h. p. dag. Waarom nu het dun uit de ingezamelde faecaliën in hoofdzaak urme is, zal wel niemand inzien. De schuiers, boenders, sponzen, lappen enz. die telken dage uit de korven der ontvangreservoirs worden verwijderd, wijzen op eene ruime toevoeging van toilet- en huishoudwater in de privaten.

Het bezinksel wordt als dunne slib in de Kost-Verloren Wetering afgelaten, waar iedereen het gratis mag uitbaggeren ; de vaart in de Wetering ondergaat stremming door dat dik .... meent de heer H. .

Het bezinksel wordt niet in de Wetering afgelaten, doch m een der belthavens. Dat komt op hetzelfde neer, zal beweerd worden. Het zal echter moeilijk te bewijzen zijn, dat dit slib tot in 'de Wetering doordringt. Wij hebben jaren lang ondervonden, dat het doordringen niet plaats heeft. (Dat iedereen in gemeente-wateren, nog erger, in privaat-gemeentelijke havens zal mogen baggeren, zal wel niemand willen aannemen. De gemeente baggert zelf geregeld en verkoopt al het gebaggerde direct met voordeel.) Eenige analyses tot staving van mijn beweren:

Dr. Weigelt te Berlijn (thans naar ik meen Professor), heeft de volgende analyses gemaakt:

1». Het water in de Belthaven, waarin al het afval van de ammoniakfabriek loost.

Totaal stikstof 0.0005192 pCt.

Droge stof 1-169

Asch 0.858

Chloor 0.504

Oxydeerbare bestanddeelen. 0.04735 »

2». Het water in de andere Belthaven, waarin hoegenaamd niets van de ammoniakfabriek afgevoerd wordt.