414.

Oostenrijk, is gebleken dat men omtrent den invloed van het watergehalte onjuiste denkbeelden koestert.

Het sub 7°, onder «Omkasting» (zie pag. 382) beweerde geeft mij aanleiding den heer v. n. W. er opmerkzaam op te maken dat men met «schroten» even sterk werk kan maken als met «battings», mits men de ondersteuningsafstanden slechts in verhouding tot de sterkte wijzigt. Het is dus volstrekt geen andere opvatting en zijn de fabrikanten zelf er genoeg van overtuigd dat de hulpconstructiën stevig moeten zijn. Overigens zijn zij er echter volkomen vrij in «schroten» of «battings» te gebruiken.

Het sub 8°, «De grenzen van ijzerpercentage» (zie blz. 382), besprokene, eischt de volgende toelichtingen :

1°. het is bij schokkende belastingen absoluut onnoodig om het ijzerpercentage laag te houden en wel omdat dit zeer eenvoudig in de zekerheidscoëfficiënt kan worden gevonden ;

2°. het is bepaald onmogelijk het ijzer te doen «afknappen», vóór dat de beton geheel is vernield en van op het ijzer blijven hangen kan in de hier bedoelde gevallen geen sprake zijn;

3°. de betonsoort 1 op 1 op 2,5 is niet rationeel, onderhevig aan krimpscheuren voor werk in de open lucht of bovengrondsch en in geen enkel opzicht economisch; en

5°. de bewijsvoering van den heer v. d. W. houdt niet het minste verband met 0,4 a 0,5 pCt. als minimum, noch met 2,5 pCt. als maximum. Op de door hem aangehaalde gronden

had men evengoed ^qqqqqq" als minimum en b.v. 50 of 60 pCt.

als maximum kunnen opgeven.

Ons zijn cijfers voor minimum en maximum bekend, die dank zij de vergelijking met talrijke proeven, niet veel van de werkelijke waarde kunnen afwijken; daarom kunnen wij het ijzergehalte in cijfers uitdrukken.

Uit losse redeneeringen kunnen géén cijfers worden afgeleid.

Het sub 9° (blz. 382) «Soort van ijzer» genoemde geeft mij aanleiding te vragen of vloeiatoai in het geheel niet in aanmerking komt.

Het sub 10° (blz. 382) «Lasschen» doet mij de opmerking maken, dat bij de door mij genomen proeven nooit de noodzakelijkheid van ombuigen der uiteinden van de staven is gebleken. In de gewone constructiën is dit totaal overbodig, evenals de zoogenaamde «Hennebique-beugels» of «stroppen» in de meeste gevallen kunnen worden gemist.

* * *

Hiermede wil ik eindigen, hopende dat ik, behalve den heer v. d. W. ook anderen heb overtuigd van het gevaarlijke van empirische gegevens, steunende op een klein aantal proeven. Overigens stem ik volkomen in met den door den heer v. d. W. uitgesproken wensch; bijaldien die gewijzigd wordt als volgt:

Moge ons beider schrijven er toe bijdragen om een prachtig materiaal tot meer algemeene bekendheid te brengen!

Men vergete daarbij echter niet dat elke mislukte constructie of toepassing, hetzij deze mislukt is door onoordeelkundige constructie of slechte uitvoering, de toepassing van het materiaal meer schaadt, dan een artikel als in den geest van den heer v. d. W. er goed aan doet.

Ik herhaal nog eens, wat ik in '98 schreef, n.1. dat ik hoop, dat in mijn schrijven van dat jaar, ten minste de richting is aangegeven, welke men bij verder onderzoek heeft te volgen. Met wat goeden wil kan daarvan m. i. beter worden geprofiteerd als tot nu toe het geval is geweest.

Daar het niet waarschijnlijk is, dat wij door meerder geschrijf elkaar tot andere gedachten zullen brengen, sluit ik mijnerzijds het debat.

Amsterdam, 5 Augustus '99. L. A. Sanders.

Polytechnische School.

Uit het verslag van het schooljaar 1897—98.

(Vervolg van blz. 402).

Buüenlandsche reizen der candidaat-mynen-ingenieurs. Zes candidaten mijnen-ingenieurs voor den dienst in Nederlandsch-Indië hebben volgens instructiën, opgemaakt door den hoogleeraar Schroeder. van der Kolk en goedgekeurd door den Minister van Koloniën, eene excursie in het Lahndal gemaakt, die in hoofdzaak het geologisch karteeren in het oudere gebergte ten doel had

Dr. Holzapfel, hoogleeraar aan de Polytechnische School te Aken,

die met een onderzoek in die streken bezig was, heeft op de meest welwillende wijze den kweekelingen daarbij den weg gewezen.

In het einde van Juni 1.1. werd door den hoogleeraar Schroeder van der Kolk, met drie studenten Bt gedurende eene week een oefening in het geologisch karteeren gehouden te Markelo.

Bij gemis van ingeschrevenen C1 is dit jaar een bezoek aan de Mijn-academie te Clausthal of elders niet ter sprake gekomen.

Gebouwen. De gebouwen, gedurende den cursus 1897/98 voor de Polytechnische School in gebruik geweest, zijn :

1°. de gebouwen, staande aan het Oude Delft en de Vest;

2°. de gebouwen buiten de Rotterdammerpoort voor de geodesie en de bacteriologie;

3°. de bovenzaal van het oud-gymnasium, met inbegrip van twee kabinetten, gehuurd van de gemeente Delft voor f 100 per jaar;

4°. twee groote beneden- en 2 dito bovenzalen met twee kleinere vertrekken in de voormalige St. Agatha-kazerne op het Oude Delft.

De verbouwing van het oude postkantoor aan het Oude Delft ten behoeve der afdeeling «Micro-chemie» is daarbij gereed gekomen, zoodat deze afdeeling in het begin van den nieuwen cursus geopend is kunnen worden.

Reeds in het laatste verslag werd verwezen naar vorige verslagen, — zie Verslag van den staat der hooge-, middelbare en lage scholen in het Koninkrijk der Nederlanden, over 1896/97, blz. 160 — om het gebrekkige der inrichting in het licht te stellen en ten slotte gezegd: «dat hoe langer hoe meer blijkt, dat de toestand der gebouwen aan het Oude Delft en Westvest, wat ruimte en ventilatie betreft, onhoudbaar wordt en uitbreiding en verbetering op ruime schaal noodzakelijk is. Ook mag herhaald worden, dat de bibliotheek te bekrompen en ondoelmatig is, terwijl zij aanhoudend aan groot brandgevaar is blootgesteld. De verlichting laat des avonds en ook op niet heldere dagen veel te wenschen over.»

Nu het aantal leerlingen in dezen cursus nog met 131 ingeschrevenen is toegenomen, is de ongunstige toestand nog verergerd, zoodat in bijna alle vakken, niettegenstaande het gemeenschappelijk overleg niet te wenschen overlaat, geen voldoende onderwijs meer kan worden gegeven. Enkele hiervoren vermelde voorbeelden stellen de meest opvallende tekortkomingen in het licht, maar ook bij alle daar niet vermelde technische afdeelingen — scheepsbouwkunde uitgezonderd — heerscht gebrek aan ruimte.

In de verlichting is en wordt intusschen door het aanbrengen van electrisch licht groote verbetering gebracht. De dit jaar beschikbare gelden worden besteed aan de electrische verlichting van het hoofdgebouw en een deel der afdeelingen bouwkunde, mechanische technologie, scheikunde en werktuigkunde.

Ten behoeve van een te stichten gebouw voor «natuurkunde» en tevens om een voor de oefeningen in het geodesie-gebouw hinderlijken bouw van woningen nabij dat gebouw te voorkomen, zijn in de maand Februari 1898 aangekocht twee perceelen weiland, gelegen nabij den nieuwen grindweg buiten de Rotterdammer poort tusschen het geodesiegebouw en het R. K. kerkhof.

Weerkundige waarnemingen te de Bildt, 8 uur voormiddag.

II Barometer- w. , WmaMacnt, Tempera- Neerslag

1899. stand in Hcntins Beaufort tuur'graden ln,

jj mM ucnting. {£j B°0" Celsius, mM.

4 Aug. I 762.6 O.N.O. 3 + 19.3 —

5 » 762.2 O.N.O. 3 20.5 —

6 » 761.6 O.N.O. 2 21.4 —

7 » 761.3 N.O. 3 20.5 _

8 » 760.7 O.N.O. 2 17.9 5

9 » 762.7 O. 2 18.5 — 10 » 766.6 O. 1 18.7 —

Rivierberichten.

Waterhoogten, in Meters + N.A.P. 8 uur voormiddag.

Keulen. -\Tïi«.ö *™ Wester- Maas-

1899. 7 mi Lobith. *«me- A™" voort, tricht. Venlo. Grave.

vm. gen- nem' (reg. pl.) (brug)

5 Aug. 37.97 10.41 8.11 8.44 8.91 41.37 8.82 4.95

6 » 37.93 10.36 8.06 8.41 8.87 41.16 8.76 4.96

7 » 37.89 10.29 8.01 8.37 8.83 41.25 8.65 4.91

8 » 37.85 10.23 7.95 8.32 8.79 41.27 8.70 4.80

9 » 37.82 10.20 7.91 8.30 8.77 41.33 8.73 4.80

10 » 37.78 10.15 7.88 8.27 8.73 41.29 8.75 4.81

11 » 37.79 10.11 7.84 8.24 8.70 41.33 8.72 4,85