M 45.

548

1860. 1899. Nederland. België. Nederland. België.

Hoofd-Inspecteur 1 — 1 —

11860 Inspecteurs . ) Inspecteurs [2123 M899 Insp.-Généraux)

Hoofd-Ing. (Ingén. en Chef) le kl. 5 5 5 14

» » » » 2e » 6 4 5 2

Ingénieurs principaux le kl. . . — — —■ 7

» » 2e » . . — — — 5

Ingenieurs le kl 13 17(1) 14 31

» 2« » 15 14 10 2

» 3e » (2) ... . 8 14 12 11(3)

Adsp.-Ingenieur (2) (sous-ingén.) 4 11 6 —

Totaal ... 54 66 55 75

Wat de tijden van indiensttreding betreft, kan de volgende vergelijking gemaakt worden.

Jaar van indiensttreding.

Thans in dienst zijnde ambtenaren. _

Nederland. België.

Hoofd-Inspecteur 1859 —

Inspecteurs (Inspecteurs-Généraux) . . . 1861—1863 1864—1866

Hoofd-Ingenieurs le klasse 1863—1864 1866—1874

» 2e » 1866—1870 1874

Ingénieurs principaux le klasse .... — 1874—1879

» » 2e » . . . . — 1879

Ingenieurs le klasse 1870—1879 1879—1888(4)

» 2» » 1881-1888 1890 (4)

» 3e » 1889—1895 1893—1895(4)

Adspirant-Ingenieurs 1895—1899 —

Nederlander. Belg.

Benoemd tot Adsp.-Ingen. (Sous-ingén.) 7 Mei 1870 9 Aug. 1872

» » Ingenieur 3e klasse . . 28 Maart 1874 —

» » » 2« » . . 22 Febr.1882 3 Juni 1874

» » » 1« » . . 4 Nov. 1890 6 Nov. 1881

» » Ingén. principal 2e klasse — 28 Febr. 1887

» » » » le » _ 28 Febr. 1891

» » Hoofdingenieur 2e » — 14 Febr. 1891

» » » le ■» — 31 Maart 1899

Om het verschil nog duidelijker te maken, willen wij de promotiën van 2 ingenieurs in beide landen nagaan (5).

(1) 3 hunner waarnemend hoofdingenieur.

(2) In 1860 hadden zij in Nederland den rang respectievelijk van adspirant-ingenieur en surnumerair.

(3) 6 vacatures.

(4) Sedert 1885, toen de rang sous-ingénieur werd afgeschaft, zijn zijn de ingenieurs in België voor hunne benoeming tot vast ambtenaar twee jaren tijdelijk, bij wijze van proef, in 's Rijks dienst werkzaam Die beide jaren zijn als diensttijd medegerekend.

(5) De Nederlander is niet de oudste der ingenieurs le klasse, de Belg niet de jongste der hoofdingenieurs le klasse; een oudere Nederlander verkeert in een der gevallen, bedoeld in de eerste noot; twee jongere Belgen zijn met voorbijgang van anderen reeds tot hoofdingenieur le klasse bevorderd.

Kan men begrijpen, dat bij zulke verschillen de Nederlandsche Waterstaats-ingenieurs den moed wel eens laten zakken? Hier komt bij, dat zeer velen hunner door de vermeerdering van hunnen dienst met arbeid overstelpt zijn. Als die vele arbeid althans eenigermate werd opgewogen door vooruitgang ook in tijden, dat de promotie slechts is door omstandigheden, eenvoudig het gevolg van ongelijkmatige aanvulling van het korps (1), dan ware er in te berusten. Maar wanneer men ziet, dat, terwijl het Belgische korps van 1860 tot 1899 met bijna l/7 is uitgebreid, de hoogere rangen zelfs zijn uitgebreid met 9/10, zonder nog de Ingénieurs principaux mede onder de hoogere rangen te rekenen, en dat in dezelfde periode in het Nederlandsche het aantal met een is vermeerderd, terwijl juist in de hoogere rangen dat aantal met een verminderd is, dan komt men tot de overtuiging, dat hetgeen in 1894 is geschied, geheel onvoldoende is, om aan de zoo gegronde klachten der Waterstaat-ingenieurs een eind te maken. Hierbij komt nog, dat in België onder de hoogleeraren en leeraren aan de école du génie civil te Gent 9 leden van het korps zijn, die in de ranglijst niet medetellen, doch evenals de anderen op hunne beurt de hoogere rangen bereiken (een heeft er zelfs den rang van InspecteurGénéral), terwijl de Polytechnische school te Delft onder het onderwijzend personeel geen enkel ingenieur van den Waterstaat (behalve een, tijdelijk met de waarneming belast, doch die bij terugkomst van den hoogleeraar, dien hij vervangt, weder aftreedt) telt.

De volhandigheid van den gewonen dienst moet ook het gevolg hebben, dat niet de noodige tijd kan besteed worden aan de wetenschap; en juist in deze tijden is het in 's lands belang zoo noodig, dat de Waterstaatsingenieurs op de hoogte blijven, iets, wat niet geschieden kan als men zich den geheelen dag aan ambtelijke beslommeringen moet wijden; terwijl de 11-uurs werkdag in menig vak door de „Hervorragenden" wordt overschreden, geschiedt dit, en wel voor ambtelijken arbeid, door de meeste ingenieurs van den Waterstaat bijna geregeld.

In België zijn de hoofdingenieurs belast met de volgende diensten.

In elke provincie een 9 Kustverdediging (waargenomen door een ingenieur) 1 Groote rivieren : Maas 1 Schelde 1 Kanalen in de kolenmijnen-districten 1 Hydrographie 1

Aan het Departement werkzaam §_(2)

Totaal (waaronder 1 waarnemend) 17

In Nederland zijn 6 provinciën 2 aan 2 vereenigd, waarvoor dus komen • 11—3 = 8

Verder is er een hoofdingenieur voor de rivieren . . 1 En een in algemeenen dienst 1

10

(1) Er werden b. v. van 1 April 1866 tot 1 Juli 1870 15 nieuwe ingenieurs aangesteld; van 1 April 1882 tot 1 Juni 1887, dus in een één jaar langer tijdperk, werd er geen enkele nieuwe aangesteld.

(2) Deze 3 hoofdingenieurs zijn niet in het korps begrepen, maar kunnen daarin, als met onbepaald verlof, steeds terugkeeren. Hunne bezoldiging is gelijk aan die, welke zij in hunnen rang zouden genieten, ontvangen zij als departementale ambtenaren.