83

Hetzelfde middel wordt reeds toegepast door de firma ScHRaDER, Schneider, Thyert & Co. (Stad Delden), tengevolge waarvan het ketelschoonmaken op Zondag zelfs in het geheel niet behoeft plaats te hebben, iets, waartegen die firma «absoluut gekant is» ( V. 9522).

Bij uitzondering wordt bij het verhoor van het lid dezer firma, tevens de vorming van den ketelaanslag met een enkel woord besproken en getuigd, dat bij gebruik van «een compound-ketel met surfacing condensor» (die het gecondenseerde water naar den ketel terugvoert en aldus oplossend op den gevormden aanslag werkt) zelfs het zeer ijzerhoudende water geen bezwaar oplevert (V. 9524)

Ook in de Twentsche bontweverij van Gebr. Palthe (Hengelo) kan — althans in slappe tijden — het ketelschoonmaken overdag geschieden, omdat daar twee ketels naast elkaar zijn geplaatst (V. 6771).

Daarentegen wordt door den directeur van de Nederlandsche Katoenspinnerij te Hengelo geconstateerd, dat het den volgenden morgen in den ketel meestal nog heel warm is, wegens de hitte van het metselwerk waarin de drie ketels zijn gelegen, en die het nog wekenlang kan houden (V. 10719) (1). Schade voor de gezondheid der werklieden is echter nooit gebleken (V. 10720)

Bij Gebr. Scholten & Co. en H. & B. Scholten, beiden te Almelo, wordt reeds Zaterdags-midddags te 12 uur afgeblazen; bij de eerste firma volgt de schoonmaak op Zondag morgen (V. 5884), bij de andere Zaturdag 's nachts tusschen 12 en 3 uur (N. 5931).

Dat afblazen geschiedt bij D. Jordaan & Zonen (te Haaksbergen) om 3 uur ; aldaar gaan de werklieden pas den volgenden morgen in den ketel; er bestaat dus geen gevaar voor de gezondheid (V. 7975). De schoonmaak neemt aldaar den Zondag en den Maandag in beslag, op welken laatstgenoemden dag de fabriek dan wordt stop gezet. (V. 7976).

Bij Ter Horst & Co. (te Rijssen) wordt eerst om 5'/2 uur afgeblazen en geschiedt het schoonmaken naar verkiezing, doch meestal Zondag 's morgens 4 uur (V. 8148).

Als laatste variant op dit thema vermelden wij de fabriek van S. .T. Spanjaard (te Borne) waar de afkoeling plaats vindt Zaterdags van 3 uur n.m. tot 10 a 11 uur 's nachts, als wanneer die somtijds nog bespoedigd wordt door koud water (V. 8631) (2).

Het is mijns inziens niet gewaagd uit de verhooren op dit punt de gevolgtrekking te maken, dat ergerlijke misstanden in deze niet aan den dag zijn gekomen, dat door de fabrikanten over 't algemeen een geruime tijd wordt gelaten voor de afkoeling der ketels en althans geen onbehoorlijke drang wordt uitgeoefend om vroeger in den ketel te gaan dan met de niet overdreven gestelde eischen der hygiène is overeen te brengen.

Wel is waar zullen op dit (schoonmaak) terrein nog vele zweetdruppels vallen, doch niemand zal zich de illusie scheppen, deze ook zelfs van den weg der fabriekmatige productie verwijderd te houden.

De verhooren — waarvan de meest kenmerkende boven zijn vermeld — bevatten bovendien menigen wenk die ter harte zal worden genomen.

Onder de punten die in meer rechtstreeksch verband staan met ons onderwerp behoort in de eerste plaats de vraag of — en zoo ja op welke wijze — de bewegende machinedeelen (vliegwielen, raderen, drijfriemen en soortgelijke) tegen aanraking met de omgeving zijn beveiligd. Aan de meeste fabrikanten of fabrieksdirecteuren werd een vraag in dien zin gesteld, doch —• merkwaardig genoeg — gaf het meestal korte antwoord, daarop gegeven, zelden aanleiding om eenigzins dieper in de "zaak door te dringen. Het ligt niet op onzen weg om de oorzaak van dit verschijnsel na te gaan ; kennelijk achtte de commissie, die een aantal fabrieken persoonlijk had bezocht, dit punt door de gegeven antwoorden voldoende toegelicht.

Voor ons is het genoeg de resultaten van het onderzoek ook op dit punt te resumeeren, en dan komen wij tot de conclusie, dat naar het oordeel van verre de meesten der gehoorde getuigen,

(1) Eenigzins in gelijken geest wordt getuigd door den directeur der machinefabriek »de Vulkaan« (te Enschede) waar deze zegt, dat de ketels, zelfs na een afkoeling van 5 a 6 uur, soms nog zeer heet zijn, vooral wanneer twee ketels naast elkaar liggen, in welk geval het nauwelijks een kwartier of een half uur er in uit te houden is ("V. 428).

(2) De duur van den eigenlijken schoonmaak (het afkloppen van den gevormden ketelsteen) in verband met de noodzakelijke gebogen houding van den ketelklopper (dikwijls iemand van jeugdigen leeftijd) maakte geen speciaal punt van onderzoek uit.

de toestand »goed«, »voldoende« en »vrij voldoende« was, of dat er aan den eisch van beveiliging der bewegende deelen «zooveel mogelijk« was voldaan; — eenigen maken in dit opzicht een voorbehoud ten aanzien van de bewegende deelen (kamraderen etc.) bij de weefgetouwen (looms) o. a. omdat de bedekking of omhulling moeilijkheid voor het bedrijf zoude opleveren. (V. 2529, 10908 en 11072.)

Anderen beweren de Engelsche methode te hebben gevolgd, in zooverre daarbij de eischen ten aanzien der veilige beweging minder hoog zijn gesteld dan in Duitschland (V. 3286) en de nieuwere Engelsche machines uit zich zelf reeds waarborgen voor veiligheid geven (V. 2847 en V. 8151.)

Nog anderen omschrijven met een enkel woord het gebezigde veiligheidsmiddel, zooals een »hek om het vliegwiel geplaatsU, (V. 3087) daarbij opmerkende dat riemen en tandraderen niet zijn bedekt »wijl men toch niet alles kan beschermen« (V. 3088) of dat de hoofdas met alle conische raderen tusschen twee muren is besloten (?) (V. 5885), dat de hijschgaten zijn omheind, en het eene, boven, wanneer het openstaat, met een ijzeren stang is afgesloten (V. 5886).

Slechts bij één fabriek wordt door den voorzitter geconstateerd dat het vliegwiel en de groote riem in de machinekamer niet zijn omheind, waartegen van de zijde des getuigen wordt opgemerkt, dat »die riem hoog genoeg ligt om er onder door te loopen« met bijvoeging »dat men bij het kamrad natuurlijk moet zorgen er niet met de vingers tusschen te komen« (V. 9673).

Ook wordt nog door een paar getuigen beweerd, dat ongelukken niet anders kunnen voorkomen dan als gevolg van de grofste nalatigheid en roekeloosheid (V. 6002 en V. 11488).

En waarlijk men zou bijna geneigd zijn zich met die stoute conclusie te vereenigen, wanneer men kennis neemt van het kleine aantal ernstige ongelukken, dat sedert een reeks van jaren, in 't bijzonder door aanraking met bewegende deelen heeft plaats gehad.

Zelfs de geneesheeren, die bij gevallen van eenigszins ernstigen aard hunne hulp hadden moeten verleenen, getuigen dat die gevallen zich zelden voordoen. Wel verklaart een hunner dat kleine ongelukken (b. v. vingers tusschen de raadjes) dagelijks voorkomen, doch, voegt hij er aan toe, »de ervarenen krijgen niet gemakkelijk een ongeluk; het zijn meest vreemdelingen, zij die niet van jongs af in de fabriek gewend zijn geweest, die aan die soort van ongelukken blootstaan.»

Door dezen getuige wordt mede opgemerkt: »dat er zulke zijp, die het minder gevaarlijk achten, dat de bewegende deelen onbedekt zijn, dan bedekt« (V. 143).

Een ander geneesheer herinnert zich één geval, dat voor 5 jaren te Enschede plaats had; in deze fabriek idie evenwel niet wordt genoemd) stonden de machines zoo dicht op elkaar, dat hij, getuige, er zich niet gaarne tusschen gewaagd had, terwijl zij in beweging waren (V. 129).

Volgens een derde komen verwondingen door aanraking met machines nog al eens voor (het verlies van een hand, van een arm, en van vingers wordt aangehaald); meerendeels zijn — ook volgens dezen getuige — de ongelukken een gevolg van de grofste onvoorzichtigheid van de arbeiders zeiven (V. 4444).

De verklaringen der burgemeesters — omtrent de aangifte van ongelukken .ingevolge de bepalingen der arbeidswet — als van te jonge dagteekening buiten beschouwing latende, behoef ik nog slechts te wijzen op de enkele gevallen door de fabrikanten of hunne onderhoorigen gememoreerd. Wij lezen n. 1. van het verlies van een vinger als gevolg van het grijpen in het kamrad van een weefgetouw (V. 2529), van de verwonding van een voet door de aanraking met de heen- en terugloopende raderen van een selfactor (spinmachine) (V. 2848) en van het afzetten van een arm, als gevolg van het terugtrekken van een stuk bandijzer tusschen de conische raderen eener machine (V. 9577).

De vraag is door de commissie niet gesteld — en zij kan dus geen aanleiding geven tot nadere beschouwing — of de aangehaalde ongevallen te voorkomen zouden geweest zijn, door bedekking der gevaarlijke deelen. Doch ook afgezien daarvan, kan veilig de gevolgtrekking worden gemaakt, dat ook hier de omvang van het veroorzaakte nadeel zeer gering was tegenover de ontzaglijke massa beweging die in de gezamentlijke katoenfabrieken van Twente wordt ontwikkeld en tegenover de mate van gevaar die oogenschijnlijk daardoor wordt opgewekt.

{Wordt vervólgd.) Aug. Gorter.