42

boorstangen langer worden, ook de bovenvermelde bezwaren , me toenemen en het reeds spoedig onmogelijk is een draaiende be- , ge weging in de diepte aan de oppervlakte waar te nemen. de

Alleen wanneer herhaalde waarnemingen een zelfde resultaat j de opleveren, kan dit vertrouwbaar genoemd worden. | eel

In 1887 werd het instrument door LtiBiscH bij Loslaw in Upper- j Silezië met goed gevolg aangewend. j ™

Ten einde niet in de gebreken der methode Lubisch te ver- ; W( vallen hebben latere boor-ingenieurs hunne instrumenten zoo i ingericht dat de waarneming geheel onafhankelijk wordt van l be het draaien der boorijzers. j ke

II. Systeem Köbrich D. R. P. 1888.

De inrichting is als volgt-. ' Aan het benedeneinde eener zware boorstang (Belastungsstange) d{ — een soort van ijzeren heiblok — is door middel van een wigvor- a£ micre sluiting een eenvoudige boorbeitel (trepaan) met rechte snede y( verbonden. Aan het boveneinde is de zware boorstang op dezelfde wijze aan een glijschaar (systeem Oenhausen) bevestigd, met j B welke laatste weder, eveneens door een wigvormig slot het eigenlijke instrument verbonden is. Het geheel wordt geschroefd aan de boorstangen, welke tot aan de oppervlakte reiken en B zoowel massief als hol mogen zijn.

Het eigenlijke toestel bestaat uit een roodkoperen, cyhndervormige huls, welke van boven door een fijn geslepen conische B stop kan gesloten worden en daardoor tegen indringend water, zelfs bij zeer hooge drukking, beveiligd is. De huls bevat een £ compas en een uurwerk voor de arreteenng der magneetnaald.

Bij den' reeds besproken beitel is de rechte snede nabij een der uiteinden afgebroken, waardoor een kleine inkeping gevormd

^Tijdens het in elkander zetten der geheele inrichting, moet er « in de eerste plaats voor gezorgd worden dat de snede van den beitel in een verticaal vlak komt te liggen met de noord-zuid , lijn van het compas en verder, dat de inkeping aan de noord- t z ide gelegen is. Teneinde wat dit betreft mogelijke fouten te vermijden, heeft men de verschillende deelen door wigvormige sloten aan elkander verbonden.

De waarneming geschiedt op de volgende wijze: Na den bodem van het boorgat volkomen gereinigd en zoo noodig vlak gemaakt te hebben, wordt het volledige instrument aan de boorstangen naar beneden gelaten; de magneetnaald kan ; zich daarbij vrij bewegen en het uurwerk is zoo gesteld dat de arreteering ongeveer 15 minuten na aankomst in de diepte volgt.

Met één krachtigen slag wordt nu de beitel tegen de vaste rots gedreven, maakt daarin over de geheele lengte een insnijding, behalve op de plaats, welke zich onder de inkeping bevindt en derhalve niet getroffen wordt.

Door dezen slag wordt het compas in geen der deelen beschadigd noch verontrust, daar dit aan het bovenste gedeelte der glschaar bevestigd is, welk deel, gelijk bekend, niet door den stoot getroffen wordt, evenmin als de daarboven gelegen boor-

St Nf verloop van den bepaalden tijd is het compas gearreteerd en wordt de geheele inrichting weder opgehaald, de roodkoperen huls geopend en de stand der magneetnaald genoteerd

Vervolgens boort men met een holle boor verder, tot de steenen kern een voldoende lengte verkregen heeft, breekt deze met een | kprnbreker af en brengt haar aan de oppervlakte.

De bovenzijde van den aldus opgeboorden steenen cyhnder vertoont alsdan het door den beitelslag ^ov^e verkenmevk Wanneer nu het compas zóó op de kern geplaatst wordt dat de noord-zuid liin samenvalt met de gemaakte insnijding en het noorden gelegen is aan de zijde waar de inkeping is afgebroken men vervolgens de kern met het compas zoover verdraait tot de zich vrij bewegende magneetnaald weder den vroeger genoteerden sland heeft ifgenomen, dan is ook de ligging van de kern weder gelijk aan die vóór de opbonng.

III Svsteem Perey Fry Kendall te Manchester, P. no. 5470,

' Y 13 April 1888.

Een metalen doos, waarin een compas met uurwerk voor de arreteering der magneetnaald, wordt door cement of een ander materiaal op de nog vaststaande kern bevestigd, de steenen cvlinder vervolgens met een kernbreker afgebroken en gesamenlHk met het instrument opgehaald. Schrijft men nu den stand der magneetnaald aan, heft de arreteering op en laat de naald den vorigen stand hernemen, dan kan het strijken en invallen der te onderzoeken laag gemeten worden.

IV. Het door Dr. Wolf uitgedachte instrument bestaat uit een

metalen cylinder zonder bodem, welke met een plastische massa gevuld is en aan de bovenzijde een compas met uurwerk voor de arreteering der magneetnaald draagt. Het toestel wordt op de in het boorgat staande kern neergelaten, ten einde daarvan een afdruk te verkrijgen.

Na het afbreken en ophalen van de kern wordt deze weder in de matrijs gepast, vervolgens de arreteering der magneetnaald opgeheven, om&deze door draaiing den vroeger genoteerden stand weder te laten innemen. . ,

De li-gin- van den steenen cylinder m den boorput is dan bekend en het onderzoek naar het strijken en invallen der laag kan verder op de gewone wijze geschieden.

Het bovenstaande werd gedeeltelijk ontleend aan het «Handbuch der Tiefbohrkunde» van Tecklenburg en dient tevens om de aandacht der technici op dit voortreffelijke standaardwerk te

Van genoemd handboek verschenen tot heden : Band 1 Das Englische, Deutsche und Ganadische Bohrsysteem. Mit 34 Textfiguren und 22 lithogr. Tafeln. Grosstes Lex. - 8.

Band li Eafs^botspS.. Mit 65 Textfiguren und 13 lithogr Band 11. uas^p ^ j Lichtdrucken. Grosstes Lex. - 8. Preis 10

Band III. Dafblamantbohren. Mit 35 Textfiguren.und 26 litiiogr Tafeln, sowie 4 Lichtdrucken. Grosstes Lex. — 8. Preis 14

Band IV. SsrkSeU8b8ohrSystem (Brunnenbohren), Mit 211

und 26 lithogr. Tafeln, sowie 4 Lichtdrucken. Grosstes Lex _ 8. Preis 14 Mark. 1890. De voltooiing der drie laatste deelen, welke achtereenvolgens «DÏ; Horizontal" und Gendgttoh^», «Da-E^tet^S^n der Bohrlöcher, sowie die Unfalle» en «Das Schachtbohren» ! zullen behandelen, kan binnen een paar jaren worden tegemoet gezien. F. E. L. Veeren.

Uit de enquête in Twente.

II. Vervolg van blz. 33. Een derde vraag die aan de meeste getuigen-fabrikanten werd gesteld . betreft de veiligheidsmaatregelen bij het smeren der SSL in acht genome?, en wel bepaaldelijk of ereenjaftooderlijk persoon)) voor het smeren was aangewezen, en of voor het drijfwerk «elfsmerende kussenblokken» werden gebruikt, bij sommigen afgewisseld door de vraag of het smeren - wanneer ^ ïïta uft deg hand geschiedde - bij «stilstaande» machine ■ ^Dfmetderheid der gehoorde ge t-gen (immers 15 van de 24) ' kon on de eerste vraag in volstrekt bevestigenden zin antwoorden , » L°nJndeerheldSt maakt! te dien aanzien eenig voorbehovi hv " dat de stoommachine alleen door den machinist, de thiossei , "machine d" throsselbazen werd gesmeerd, «r»^«dergj. ] kinderen er niet bij mochten komen (V. 1578), wat in hootazaait

I overeenkomt met de verklaring, dat elke arbeider zijn eigen toestel smeert (V. 2443) of met die, dat er een afzonderlijk persoon

» s oor het smeren van'het drijfwerk, doch je er wever voor zijn

II eia-en eetouw zorgt (V. 7978, 10910 en 11419). eigen getouw g S ^ afzonderlijke en VOor het

r smeren nl één voor het drijfwerk en één voor de krasmachines,

- teTwi l'de spnïers het zelf doen (V. 10724) ; op nog een andere

lt is éér. smeerder voor de weverij en één voor de ververij (V. 9b74).

* " Z Ifsm" ende kussenblokken . voor het dr, werk zijn bn een b 6-tal fabrieken «uitsluitend» m gebruik; b een zevental e^ ie 1 deelteliik n.1. bij de nieuwe drijfwerken of bij die, welke moei n hfftoeganLlijkVyn, terwijl acht fabrieken nog de oude methode

>T mt:Z^Z^^tL^^ verklaart tot toelichting da? die (Uitsmerende) blokken bij eene ^f^ZVtt niet zoo gemakkehjk £

* StTmTetfgei,~ra^ (V- 3546). Een^ander er Tvan oordeel, «dat ze niet practisch genoeg zijn om ze overal

= ^^^^^^^ rrïïz

nd nlaats vond werd slechts door een viertal (van de twaalf op dd Knrcehoorfe fabrikanten) in bevestigenden zin beantwoord ; en foor de eene onder bijvoeging «dat het althans voorschrift was

dooi de,fne ™%pd(Jt 2| faar „een ongeluk was voorgevallen en (V. I289T; °d°oorS et andefme? de toehchting, dat althans in