109

zij maar zijn kon ik moet nu om de 14 dagen naar

den dokter, omdat ik zoo hoest" ; als hij de ramen open wil zetten roepen de vrouwen, die last van den tocht hebben, dadelijk: de ramen dicht; hij stemt volkomen in met de opmerking van het commissielid, dat, indien hij een apart lokaal had, hij er vrij zou kunnen luchten (V. 6317/21). Op de vraag van hetzelfde lid of hij dan geen ander werk in de fabriek kon krijgen, antwoordt getuige, dat hij wel ander werk gevraagd en het ook een half jaar gehad heeft, maar de baas hem niet best kon missen, en hij dus weder aan zijn oud werk moest (V. 6336).

Ter Horst & Go. te Rijssen hebben ook alleen luchtkokers en geen stofzuigers in de kraskamer; wel bestaat het plan om in de nieuwe fabriek een kraskamer buiten te maken in eene omheining; de fabrieksdirecteur is echter van oordeel dat de gezondheid van de werklieden bij de krasmachines er sniet zoo zeer" onder lijdt en dat bij de wevers, die minder dan de genoemden in het stof werken, meer borstkwalen voorkomen (V. 8158/62) (1). Bij de firma S. J. Spanjaard & Co. zijn de werklieden in de kraskamer — w. o. met 10 en 15 dienstjaren — minder hoesterig, wegens de hooge verdieping; niettemin zal er een exhauster bij geplaatst worden. (V. 8710/12).

In de Nederlandsche katoenspinnerij te Hengelo wordt het stof uit de kraskamers verwijderd, «alleen door exhausters," maar er worden tevens schermen met doeken geplaatst, om zooveel mogelijk het stof te verzamelen; overigens geschiedt het uitstoffen van de krasmachines alleen bij die van oud model en wanneer zij geslepen moeten worden; dat is eens in de week. o ;„„+„,.„ rlicnnn^hpl tresteld. maar de werklieden ziin er

zeer tegen, en houden nu een doek voor den mond; ook kunnen zij het er' goed uithouden; er wordt althans weinig geklaagd. Sommigen zijn er bijna 25 jaar (zoolang als de fabriek bestaat) werkzaam (V. 10733/36).

Is stof hinderlijk en althans voor sommige gestellen bepaald schadelijk, met de ontwikkelde warmte is zulks evenzeer het geval.

Temperaturen van 80° Fahrenheit soms zelfs nog hooger (wegens gemis aan een thermometer op de zalen kan de temperatuur niet altijd waargenomen worden) zijn meermalen, ook door de leden der enquête-commissie geconstateerd (2). De oorzaken van deze bovenmatige warmte en de middelen om ze te verminderen vormden het thema van onderscheidene vragen en antwoorden.

De voornaamste oorzaak was steeds het inlaten van stoom, met het doel om het gesterkte (3) garen meer weerstandsvermogen tegen het breken te verschaffen.

Niet alle soorten van garen vereischen echter een dergelijke bevochtiging, met name is dit bij Engelsch garen en in 't algemeen bii de goede kwaliteiten die niet zoo zwaar worden gesterkt, in veel mindere mate het geval (V. 511/12 en 804). In den reo-el gebeurt dit stoominlaten 's zomers niet, al is het ook dan zeffs niet geheel uitgesloten. Volgens een der wevers bij van Heek & Co. komt het nog veel voor, o. a. nog in de maanden Mei en Juni die het getuigenverhoor voorafgingen, toen de inspecteur de fabriek heeft bezichtigd; sedert had het, op verzoek van getuige en een paar van zijn kameraden, niet meer plaats; de temperatuur bedroeg dan trouwens ook 85°, bij een buitentemperatuur van 70° (V. 454). Een ander wever sluit zich in hoofdzaak hierbij aan (V. 803) ; verleden jaar waren bij de groote warmte vier groote ramen uit het dak genomen, en nu is er nog een gemaakt, dat de wevers zeiven kunnen opentrekken, maar wegens het breken der draden komen er nog al eens quaesties over dat openen (V. 797/98), doch ook bij minder goede soorten kan men er op andere wijze dan door stoominlaten wel iets aan doen, door b.v. een vochtigen doek boven de garens te hangen ; dat helpt altijd iets en bovendien heeft men bij niet stoomen zijn lichaam beter tot zijn beschikking (V. 804); lU°htbevochtigingstoestellen zijn er niet in de fabriek (V. 805). ken derde wever verklaart dat de stoomverwarming 's winters hoofdzakelijk ten behoeve van de arbeiders is, en niet of bij uitzon-

(1) Later zullen we zien dat de borstkwalen bij wevers

w. o. bloedhoest — nog aan andere invloeden dan aan het stot kunnen worden toegeschreven.

(2) Het zijn dan ook hoofdzakelijk die heete lokalen, welke aanleiding gaven dat in een der ingekomen rapporten (dat van den arbeidersbond »Vooruit« te Enschede) de toestand van fabrieken en werkplaatsen verklaard werd als «onnoemelijk veek te wenschen over te laten (V. 590 en 651). , , t. ,,, , ,

(3) Dit germanisme, afkomstig van Starke stijfsel, het hoofdbestanddeel van de pap, waarmede het garen wordt doortrokken, heeft in de textielnijverheid burgerrecht verkregen.

d^ring wegens de minder goede grondstof, welke op deze fabriek over het geheel beter is dan elders. (Waar b.v. voor de Oost gewerkt wordt is het garen veel slechter, maar ook veel fijner; de draad is dunner gespannen en kan zooveel niet lijden) (V. 846/52). Eenstemmigheid op het punt der garens en het stoominlaten bestaat er ook niet tusschen de overige getuigen, allen wevers van dezelfde fabriek van Van Heek & Co. ; de grondstoffen laten veel te wenschen over zegt de een, soms zijn die zoo slecht, dat de arbeiders zeiven vragen om stoom in te laten (V. 891); stoominlating tegen het breken der draden is bij ons niet noodig, omdat het garen in den regel goed is, zegt een ander (V.1371;; het garen breekt tegenwoordig zoo dikwijls door de slechte kwaliteit van het garen, luidt weer de getuigenis van een spoelster, en in de spoelkamer, waar men bovendien door openslaande ramen kan luchten, wordt geen stoom ingelaten (V. 1661/69).

In de spinnerij hebben wij geen last van het breken der draden, zegt de drolster en met de tien aanwezige ramen, waarvan er vier opengezet kunnen worden, hetwelk in den zomer geregeld 's morgens geschiedt, valt er over de warmte niet te klagen (V. 1708/11). De warmte in de spinnerij is niet ondragelijk, antwoordt de krasmeester op de gestelde vraag, 75 a 80° F.; sommigen gaan daar wel boven maar wij houden het zoo koel mogelijk (?) (V. 1786). Een volgend getuige, wever, oordeelt het garen in den regel niet te best, niet alleen tot schade maar ook tot frooten last. Het ccknoopen» begint natuurlijk al bij den eerste, die het werk krijgt en die doet het natuurlijk niet voor zijn pïeizier; het werk moet door vele handen gaan voordat het bij ons komt, en ze zeggen wel: het einde moet den last dragen (V. 1836/37). Volgens een laatsten getuige, wever, laat het garen ™«i to vuncphan nvar pn «7a.l daarin wegens de con¬

currentie wel niet veel verbetering komen, niettegenstaande de heeren herhaaldelijk de toezegging gaven en voor een korten tijd wel eens verbetering merkbaar was» (V. 1894). Het stoominlaten duurt 's winters van 's morgens 7 uur tot half twaalf. In Juni, toen een persoon, denkelijk de inspecteur, de fabriek bezocht,' is er dien dag geen stoom ingelaten; den volgenden dag, toen die heer vertrokken was, kregen we weer terstond stoom ; de wevers vragen er trouwens voortdurend zeiven om, ten einde beter te kunnen doorwerken (V. 1897/99).

Indien men nu de hoop koestert, dat er in deze verschillende elkander kruisende verklaringen eenheid zal worden gebracht door het getuigenis, hetzij van den fabrieksdirecteur, hetzij van het hoofd der firma, die het laatst van allen werd gehoord, dan wordt men teleurgesteld. De eerste constateert alleen, dat wanneer het zoel en vochtig weder is, het garen moet gesterkt worden ; hij bepaalt wanneer er stoom ingelaten moet worden. Tegen de koude geschiedt zulks alleen op de allerbovenste zaal en in de kraskamer die gelijkvloers is (V. 1585).

Volgens de voornaamste firmant — de heer Ledeboer — zijn de lieden aan de warmte gewend, en komen er zelden klachten ter oore (wel 's avonds, wanneer de gaslampen branden); stoominlating geschiedt des winters en ook wel des zomers, tegen het breken der draden, wat niet gebleken is nadeehg te zijn voor de gezondheid. Waterstuiftoestellen zijn er niet; de opiniën omtrent die toestellen, zijn — volgens getuige - zeer verdeeld. Er is een fabriek te Gronau, die er een heeft, maar het soms buiten werking stelt; zij schijnen in de onmiddellijke nabijheid te veel water te verspreiden én te spoedig verstopt te raken (V. 1886 92).

Het behoorlijk ventileeren is overigens aan de bazen opgedragen, doch vreemd genoeg (?) bestaat er bij de arbeiders bepaald eene antipathie tegen het ventileeren. — »Zij zweeten liever een beetje, dan knoopen leggen" (1). „Op verlangen' van den inspecteur van Löben Sels zou het aantal ventilators (2) in het dak van de weverijen nog vermeerderd worden (V. 2005/b,.

Een gelijksoortig onderzoek als boven voor één fabriek, — omtrent het stoominlaten, de ventilatie en bevochtigingstoestellen, in het kort is weergegeven — is ten aanzien van de overige fabrieken ingesteld. Het zou ons te ver voeren de commissie m u„„,. ™<w./r,0k «n Aar, vnet. te volsen : wü stippen dus enkel

de hoofdpunten aan, en dan blijkt ons, dat het inlaten van

(1) Dezelfde uitdrukking vindt men meer dan eens in den bundel terug (V. 3735).

(2) . Van deze ventilators wordt geen nadere beschrijving gegeven. Vermoedelijk zijn het Blackman's ventilators, aan de bezoekers der Amsterdamsche tentoonstelling welbekend; onder de Nederlandsche firma's van dien toestel voorzien, komt, althans wat Twente betrett. de firma van Heek & Co., benevens H. ten Cate & Co. en Gebr. Paethe op den prospectus voor.