127

In den regel is zulks echter te ontraden en bij werken aan zee moet het bepaald -worden vermeden. Het gebruik van zeewater bij het mengen van de mortel heeft echter geen nadeelen, alleen heeft de verharding langzamer plaats.

Bij het maken van de mortel is er nog op te letten, dat de cement niet lang te voren met zand (dat steeds min of meer vochtig is) worde vermengd, omdat ook dan een begin van verharding te vroeg intreedt.

Dikwijls wordt de mortel tot het maken van beton gebruikt. De vraag doet zich daarbij voor welke invloed het gebruik van hoekige dan wel van ronde steenen heeft. Men is het daaromtrent niet geheel eens. Bij verschillende werken, o. a. die te Havre, heeft men ronde strandsteenen gebruikt, in elke richting gaande door een opening van 6 cM. en niet door een van 2 cM. Deze hebben uitstekend voldaan; de mortel hechtte zich zoo goed aan de steenen, dat deze eer braken, dan de mortel los te laten.

Bij de beoordeeling van portlandcement wordt gelet op soortelijk gewicht, fijnheid van korrel, scheikundige samenstelling, begin van verharding (tijd van afbinden), weerstand tegen uitrekking en standvastigheid van volume.

Het gewicht van portlandcement geeft een zeer onzekeren maatstaf van beoordeeling, daar het zeer afhankelijk is van de mate, waarin het door de bovenliggende lagen wordt samengeperst. Van cement die 1.3 KG. per L. weegt, zal 1 HL. niet het gewicht hebben van 130 KG., maar van 150 a 160 KG. Men kan dus geen spec. gewicht voorschrijven, maar alleen bepalen, dat een zekere hoeveelheid cement los op elkaar geworpen, een bepaalde hoeveelheid weegt. Zoo wordt bij de »ponts et chaussées" bepaald, dat de cement moet worden gestort langs een met 45° hellend vlak, lang 0.5 M1.; er kan dan echter nog verschil zijn, naarmate men snel stort of langzaam. Men zou bijv. kunnen bepalen, dat een liter in een voorgeschreven tijd moet gevuld zijn.

De dichtheid is bovendien geen maatstaf voor de deugdelijkheid van de cement. Men neemt aan, dat hoe sterker een cement gebrand is, hoe hooger zijne dichtheid is; dit is echter niet juist, daar de fijnheid tot welke de cement gemalen is, de dichtheid meer beheerscht dan het branden. Tot voor weinig jaren was de sterkgebrande cement moeielijk fijn te malen en de zwakgebrande gemakkelijk. Reeds deze omstandigheid heeft grooten invloed op de dichtheid en rechtvaardigde het aangenomen verband tusschen de dichtheid en de deugdelijkheid van de cement. Nu men ook de sterk gebrande cement zeer fijn kan malen, en men bijv. een zelfde cement met 25 a 35 pCt. overblijfsel op de zeef met 5000 mazen, zoodat hij 1,200 KG. per L. weegt, kan malen en met een overblijfsel van 50 pCt., zoodat hij 1,350 KG. weegt, verliest het onderscheid naar de dichtheid zijn waarde.

In Duitschland heeft men den eisch gesteld dat een liter cement, zoo vast mogelijk aangeklopt, 1500 a 1800 gr. moet wegen.

"Wil men bepaald de dichtheid als eisch stellen, dan zoude men kunnen verlangen 1000 gr. voor een liter los opeengeworpen cement.

Vroeger stelde men in de bestekken ook eischen omtrent de fijnheid van malen, doch dit is niet noodig als men de gewone trekproeven als eisch stelt. Als de cement niet fijn genoeg gemalen is, kan hij aan de trekproeven niet voldoen. Doet men geen trekproeven, dan kan men verlangen, dat op de zeef van 900 mazen niet meer dan 10 pCt. overblijft, en dat alles gaat door de zeef van 324 mazen.

Wat de scheikundige samenstelling aangaat, zoo stelde men zich vroeger te vreden als de cement niet meer dan 1 pCt. zwavelzuur bevatte, daar vooral bij werken aan zee, zwavelzure kalk zeer gevreesd wordt. Daar de cement zeer zelden een grootere hoeveelheid zwavelzuur bevat, kan deze eisch zonder bezwaar gehandhaafd blijven. In den laatsten tijd is echter een nieuwe factor ingevoerd, n.1. de hydrauliciteits-index, zijnde de verhouding van kiezelzuur en aluin eenerzijds en kalk anderzijds. Deze verhouding mag niet kleiner zijn dan 0.44, is zij minder, dan kan men zeker zijn, dat de cement vrije kalk bevat, hetgeen zeer gevaarlijk is met het oog op de daardoor veroorzaakte volume-veranderingen. Goede cement heeft een index van 0.46 tot 0.50.

De aanwezigheid van vrije kalk is het best te constateeren door een cementproef gedurende eenige uren in water van 70°_80° G. te leggen. Is vrije kalk aanwezig, dan valt het steeds uiteen. Weerstaat het proefstuk deze heetwaterproef, dan is het uit een goede cementsoort samengesteld, weerstaat het

de proef niet, dan is dit echter nog geen bewijs van de ondeugdelijkheid en is het mogelijk dat de cement aan de lucht goed blijft.

Ook magnesia geeft groot gevaar voor de standvastigheid van het cement-volume.

Althans wanneer zij in eenigszins belangrijke hoeveelheden voor komt (in Duitschland wordt tot 3 pCt. toegelaten; in Frankrijk heeft men cement gebruikt die 16—28 pCt. magnesia bevatte, aanvankelijk goede resultaten gaf, maar later steeds van volume veranderde). Het schijnt echter dat hierbij ook de temperatuur, waarbij het product verkregen is, grooten invloed heeft. Althans bij een zwak gebrand product had de magnesia geen nadeelig effect en bij een sterk gebrand wel; men wijt dit aan het verschil van dichtheid, waarin de magnesia in het eene en in het andere geval voorkomt.

Het chemisch onderzoek geeft geen zekerheid omtrent de combinaties waarin de verschillende elementen in het gemalen cement vookomen. Daar groot gewicht gehecht wordt aan de juiste menging der hoeveelheden, voordat zij in den oven gaan, wordt hierop van wege het beheer der «ponts et chaussées» aan de fabrieken op het product waarmede zij werken, geregeld toezicht gehouden.

De tijd, verloopende tot zich een begin van verharding (afbinden) vertoont, vormt steeds den grondslag voor een eisch bij de beoordeeling, waaraan zeer moeilijk te voldoen is. De fabrikanten kunnen dezen bij hun product niet naar hun verkiezen regelen. Bovendien is de samenstelling van het water hierop van grooten invloed. Wanneer zich hierin zouten bevinden als chloorzure kalk of zwavelzure kalk, wordt het begin van verharding vertraagd. Dit is ook de werking van het zeewater. In gewoon drinkwater of rivierwater zijn echter niet zoovele soorten, dat zij in dit opzicht eenig verschil met gedistilleerd water vertoonen. De bestekken der »ponts et chaussées» stellen den eisch, dat het begin der verharding (d. w. z. het oogenblik waarop de naald van Vicat niet meer geheel in de mortel doordringt), niet vroeger mag zijn dan 30 min. na het mengen en dat na 3 uren de naald er geen spoor meer op mag achterlaten. Een goede cement kan in het algemeen aan dezen eisch voldoen. Vroeger meende men dat de sterkst gebrande cement het snelst afbindt, thans nu alle cement fijn gemalen wordt afgeleverd, geeft de mate van branden geen verschil.

Deze proef kan alleen een aanwijzing geven van de wijze, waarop het cement op het werk moet behandeld worden en niet omtrent de hoedanigheid van het cement. Bij werken aan zee vooral heeft echter het begin van verharding een grooter beteekenis, welk begin men op verschillende wijzen heeft getracht te vertragen. In Duitschland heeft men er tot dat doel zwavelzure kalk door gemengd na het branden, in Frankrijk wenscht men zulks echter niet. Daar heeft men voorgesteld door het water een zwakke oplossing van chloorzure kalk te mengen.

Ook in het bewaren in magazijnen eenige maanden na het branden heeft men een middel gezien, om het cement langzamer te laten afbinden; dit is echter niet juist en alleen maar voor gemengde en natuurlijke cementen, die steeds vrije kalk bevatten, welke bluscht aan de lucht en aldus de kwaliteit van het product verbetert.

Wil men hiervoor bepaalde eischen vaststellen, dan zou men in elk geval een mortel van zuiveren cement moeten voorschrijven, met niet te weinig water aangemaakt.

Veel gewicht hecht men aan de uitkomst van trekproeven; in Frankrijk doet men alleen deze, in Duitschland en Zwitserland onderzoekt men het cement ook op weerstand tegen druk. De vorm en de doorsnede der proefstukken speelt bij de uitkomsten een voorname rol, vroeger maakte men de doorsnede 16 cM2., thans 5 cM2., hetgeen beter is, omdat door proeven is aan te toonen, dat bij de dikke stukken de trekkracht zich niet gelijkmatig over de doorsnede verdeelt.

De wijze waarop de proefstukken vervaardigd worden, is in de bestekken der ponts et chaussées uitvoerig beschreven; alleen is de tijd der menging (5 min.) met het oog op snelbindende cementen wat lang en zoude 3 min. kunnen zijn. Het maken der proefstukken is vrij lastig, vooral het zorgen voor de juiste samendrukking bij het brengen in de vormen. Als controle daarop is het goed de proefstukken te wegen, daar de dichtheid van de mortel grooten invloed heeft op het weerstandsvermogen. Ook heeft men mechanische inrichtingen gemaakt om de mortel door het aanbrengen van een zeker aantal slagen in alle vormen dezelfde dichtheid te verzekeren.