E INGENIEUR. -

Orgaan

6e Jaargang. DEE 1891. — JN*-15

VEREENIGING VAN BURGERLIJKE INGENIEURS.

WhUM pwiit aai ie tecMiek m ie OBConomie van

u

Prijs per Jaargang:

Franco per post.

Voor Nederland / 8.—

Voor het Buitenland met vooruitbetaling ... - 10.50 Voor leden der Vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs

■worden bovenstaande prijzen met ƒ 2.— verminderd. Men abonneert zich voor een jaargang. Over liet bedrag der abonnementen in Nederland

wordt halfjaarlijks door de Administratie beschikt. Afzonderlijke nummers 20 cents. — Bewijsnummers

10 cents..

Verschijnt eiken Zaterdag.

Abonnementen, stukken en mededeelingen, boeken brochures, enz. te richten aan de Redactie: Laan van Meerdervoort 7a, te 's-Gravenhage.

Advertentiin uiterliik Vrijdags 12 ure des voormiddags intezenden aan de Administratie: Gebb. Belinfante, voorn.: A. D. Schinkel, Paveljoensgracht No. 19, te 's-Qravenhage.

's-Gravenhage, II April.

Prijs der Adyertentié'n:

Per regel / ü-25

Groote letters naar plaatsruimte.

Abonnementen volgens afzonderlijke overeenkomst.

Bij eene eerste plaatsing van annonces voor Aanbestedingen is de prijs per regel ƒ 0.15; bij eene tweede en meerdere plaatsing van dezelfde annonce ƒ 0.10.

Bij abonnement op Advertentiën wordt het blad gratis toegezonden.

Verantw. waarnd. Redacteur: L. E. Asser, Civ.-Ing., 's-Gravenhage.

INHOUD.

t Aüg. Gobteb. — Het derde Nederlandsche Natuur- en Geneeskundig Congres te Utrecht 3 en i April 1891. — Aanteekeningen uit Technische Tijdschriften : Le Génie Civil (Mei—Augustus 1890) (Slot). — Weerkundige waarnemingen. — Rivierberichten. — Kleine Mededeelingen: Nieuw toestel tot het in beweging brengen

van tramwagens. — Binnen en Buitenlandsche Berichten. — Benoemingen en plaatsingen. — Open Betrekkingen.

Ver-

Bij het ter perse gaan komt ons het treffende bericht ter oore, dat onze gewaardeerde medewerker, de zoo verdienstelijke betrekkelijk jeugdige ingenieur van den Provincialen Waterstaat in Friesland de heer Aug. Gorter overleden is.

Wij willen geen week laten voorbijgaan om, onze oprechte deelneming te betuigen in dit smartelijk verlies, dat zoowel ons blad als onze geheele ingenieurswereld treft.

Het Derde Nederlandsche Natuur- en Geneeskundig Congres te Utrecht 3 en 4 April 1891.

pe moeilijkheid om te voldoen aan de opdracht van de

Redactie van «De Ingenieur» : «een verslag uit te brengen over die onderwerpen, welke voor den wetenschappelijken

=&> technicus van belang kunnen zijn,» bestaat vooral in de

keuze dier onderwerpen.

Zoolang de Polytechnische School eene wetenschappelijk instelling is, zoolang zij nog niet beantwoordt aan het ideaal van sommigen, eene zuivere vakschool, zoolang zullen er in de wetenschappelijke neigingen harer oud-leerlingen twee stroomingen worden waargenomen. Tegenover velen, die slechts de zuiver technische, practische vakken beminnen, staat eene sterke minderheid van mannen, die, ö-f reeds dadelijk na het verlaten der P. S., öf na eenige jaren practijk de eigenlijke ingenieursloopbaan in engeren zin verlaten, en die terugkeeren naar de wetenschappen, die den grondslag lagen tot hunne technische ontwikkeling. Toch blijven vele van deze afvalligen een levendig belang stellen in de technische vakken, terwijl ook vele practische ingenieurs zich blijven interesseeren in den vooruitgang op't gebied van wiskunde en mechanica, van natuur- en scheikunde. Daar nu «De Ingenieur» meermalen getoond heeft niet alleen te willen zijn het vakblad van de practijk, maar ook een open oog heeft voor de, door sommige mannen van de practijk zoozeer verachte theorie, zal ik bij de bespreking van het Natuurk. en Geneesk. Congres niet al te angstvallig vragen, of de onderwerpen, die ik aanroer, wel geheel en al technisch zijn.

# *

De eerste bijeenkomst der congresleden had plaats in Tivoli Donderdag 2 April 's avonds te 10 uur. De voorzitter Dr. M. Snellen heette de aanwezigen welkom. Hij wees o. a. op de twee nieuwe sub-sectiën. Hier onder is de sub-sectie voor wiskunde, die naast de sectiën voor natuur- en scheikunde en voor geologie en physische geographie, voor ons van belang is, al was het maar alleen daarom, omdat er tal van voordrachten zullen worden gehouden door oud-leerlingen der Delftsche School.

Be eerste congresdag, 3 April.

Vrijdagmorgen te 10 uur werd het congres geopend door

herdacht Donders en tsuns ballot, de

het licht en begon met te wijzen op de 140 jaren van strijd tusschen de lichttheoriën van Newton en Huijghens. Zelden heeft een tijdperk zooveel uitstekende natuurkundigen opgeleverd, die niet naast maar tegenover elkaar stonden. Ondanks de aanvallen o. a. van Hooke en van den dichter Goethe (in zijne «Farbenlehre») behaalde de emissie-theorie van Newton de overwinning, tot dat Thomas Young, een tweede Huijghens, opstond. Tegenover Biot en la Place staande, haalt hij de reeds ter dood gedoemde undulatie-theorie weder voor den dag. Nadat hij de interferentie van het geluid heeft bestudeerd trekt hij uit eigen proeven en uit die van Fresnel over verschijnselen van interferentie en polarisatie van het licht de geniale conclusie, dat het licht op transversale ethertrillingen berust. Op dat ^standpunt staat sedert dien tijd de natuurkunde van het licht. * * *

De voordracht van Prof. Dr. J. H. van 't Hoff over «het physiologisch belang der jongste stroomingen op natuur- en scheikundig gebied», ligt wellicht buiten onze sfeer. Maar met trots mogen wij zeggen: «eenmaal was hij een der onzen, die baanbreker op een nieuw veld van wetenschap, even verrassend als onafzienbaar!

Ik kan niet nalaten één enkel punt aan te stippen uit zijne voordracht, die een meesterstuk in hare soort genoemd moet worden, even keurig van vorm als belangrijk van inhoud. Spreker begon met een tipje op te lichten van den sluier, die het geheimzinnige, nauw ontgonnen veld omhult, dat ligt tusschen natuur- en scheikunde. Oprijzende uit de wateren, verrijzen hier en daar eilanden tusschen de groote continenten, chemie en physica. Is het niet merkwaardig dat juist in Nederland zoovele scheikundigen door natuurkundige onderwerpen worden aangetrokken?

In de laatste vijf, zes jaren staan de Nederlandsche natuuronderzoekers aan de spits van die nieuwe wetenschap. Wellicht staat dit in verband met ons nationaal phlegma, dat ons niet in verbijsterenden geestdrift doet uitbarsten bij een onbeteekenend resultaat, zooals dit bij Duitsche geleerden zoo menigmaal is waar te nemen. Het staat ook in verband met de richting van ons universitair onderwijs, dat ons niet zoo spoedig tot specialiseeren dwingt, en onzen blik ruimer doet blijven. Maar is het ook niet merkwaardig dat het meerendeel onzer ontdekkers op de grenzen der chemische en physische wereld afkomstig zijn van de hoogere burgerschool?

Men denke slechts aan Lorentz, Bakhuys Rooseboom, Swab, Hamburger en den spreker. Zou hierin niet eene vingerwijzing zijn, eene aanleiding om den overgang gemakkelijk te maken van H. B. S. naar Universiteit? Een daverend applaus volgde op deze woorden. Van 't Hoff is een Nederlandsch geleerde wiens onderzoekingen even bekend zijn in ons land als in Zweden, Engeland, Frankrijk, Duitschland en Amerika.

Het doet ons goed, als zoo iemand niet vergeet aan welke instellingen hij zijne eerste wetenschappelijke vorming dankte, en daar hij aan de P. S. tot technoloog promoveerde, is een woord van hulde, voor zijn ferm partijkiezen in den strijd over de klassieke opleiding als voorbereiding voor natuurstudie, in «De Ingenieur» op zijne plaats.

Dr. H. Snellen. Hij

medestichters van het congres. Hij leidde ons in bij de leer van

De Vereeniging: van Burgerlijke Ingenieurs stelt ziel in penen deele verantwoordelijk voor de denkbeelden in de onderscheidene bijdragen ontwikkeld of toegeücnt