136

Van al de onderwerpen, die op het congres aan de orde waren in de sectiën, is voor ons het belangrijkste de voordracht van den Ingenieur A. Ph. Kapteijn uit Londen die als gast in het congres de zittingen bijwoonde. Hij sprak over registreer-toestellen voor een gehoor, dat tweemaal te groot was voor de localiteit, en opende daarmede de voordrachten in de sectie natuur- en scheikunde.

Bij registreertoestellen is generaliseeren onmogelijk, omdat de eischen van het apparaat voor elk onderwerp verschillen. Zij dienen niet alleen tot het meten van grootheden, maar vooral tot het aaneenschakelen van waarnemingen. Regen, wind, luchtdruk, waterstand worden graphisch voorgesteld. Maar de registreermethode is niet voor allen dezelfde; elk onderwerp vordert een ander toestel. De registreertoestellen, die spreker beschreef, dienen tot het meten van de werking van remtoestellen op treinen.

Spreker had tot opheldering van het onderwerp verscheidene toestellen in de spreekzaal tentoongesteld, die hij voor het waarnemen van verschillende grootheden had ontworpen en geconstrueerd.

Het bijzondere doel, waarvoor de toestellen waren ingericht, bestond in het nagaan van de verschillende factoren, die samenwerken bij de toepassing van doorgaande remmen op spoorwegtreinen en wel registreerden de toestellen het volgende :

lo. het aantal seconden noodig voor het in werking stellen van alle remtoestellen over den geheelen trein;

2o. den afstand, waarin de trein tot stilstand kan worden gebracht, gerekend van af het oogenblik, dat de machinist op de locomotief de sleutel van de remkraan beweegt, met het doel om de remmen in werking en den trein tot stilstand te brengen.

3°. de snelheid van den trein, die bij de stoppingen een groote rol speelt, omdat de stopafstand evenredig is aan het quadraat van de initiale treinsnelheid;

4°. de drukking in den remcylinder om te beoordeelen : a. het juiste oogenblik waarop de rem werking begint, en b. of de remtoestellen met meerdere of mindere kracht kunnen worden aangezet;

5°. de drukking in de treinleiding om het verband te beoordeelen dat er bestaat tusschen de drukking in de treinleiding en die in den remcylinder.

De tweelaatstgenoemde drukkingen werden geregistreerd door indicatoren, zooals die gebruikt worden bij het opnemen van diagrammen van den stoomdruk in den cylinder eener stoommachineDe stopafstand werd bepaald door het diagram papier door den trein zeiven voort te laten trekken.

Het oogenblik, waarop de remproef begint, werd aangegeven door een electromagneet, waarvan de armatuur een potlood droeg. De remkraan van den machinist was in de electrische leiding van dezen electromagneet zoo ingeschakeld, dat de minste beweging van den sleutel het contact sloot en dus het potlo»d van de electromagneet dit oogenblik registreerde.

Het aantal seconden kon met groote nauwkeurigheid worden afgelezen, doordien de toestel een chronometer bevatte, die, tweemaal per seconde, contact maakte en brak, en tengevolge van dien het potlood van een 2e electromagneet een gekartelde diagramlijn op het papier trok, waardoor seconden en onderdeelen van seconden met gemak konden worden afgelezen.

De snelheid van den trein werd gemeten door een bijzonderen snelheidsmeter van den spreker. Bij het registreeren daarvan ontmoette spreker de moeielijkheid, dat de wrijving van het potlood op het papier een aanzienlijke fout veroorzaakte. Spreker heeft getracht dit bezwaar op verschillende wijzen te boven te komen. Ten laatste is het hem gelukt dit bezwaar op de volgende eigenaardige wijze op te heffen.

Spreker stelt namelijk de punt van het potlood dicht bij het papier, doch niet daartegen, en stelt dicht bij den kop van het potlood een electrischen trilhamer, die met groote snelheid de punt van het potlood tegen het papier hamert, zoodat een groote serie puntjes ontstaat, die een lijn vormen. Door die inrichting kan geen wrijving tusschen potlood en papier ontstaan.

Eindelijk nog beschrijft spreker een toestel voor het meten van de vertraging van den trein, wanneer de remmen worden

aangezet. Deze toestel bestaat hoofdzakelijk uit een zwaar wagentje dat op rails loopt, en dat op den vloer van den spoorwegwagen is geplaatst. Zoodra vertraging plaats grijpt, beweegt zich dit wagentje vooruit, en drukt tegen een hefboom, die tegen een diaphragma drukt; dit laatste stoot weer tegen een klein klepje, en laat water van hoogen druk in de diaphragmakamer binnen vloeien tot er evenwicht is. Het meten en regis¬

treeren van de drukking in deze kamer maakt het dus mogelijk de vertraging van den trein te bepalen.

Spreker concludeert zijne voordracht door te wijzen lo. op het wenschelijke om de krachten, die gemeten moeten worden niet te gebruiken om de registreertoestellen in werking te brengen, maar liever daarvoor een andere beweegkracht te benutten, die als het ware inductief optreedt.

2o. wijst spreker op het wenschelijke om de weg die de kracht aflegt, welke gemeten wordt, zoo klein mogelijk te houden en hoopt dat hij of anderen er eindelijk in zullen slagen dien weg geheel tot nul te reduceeren.

Spreker vertoonde de toestellen in werking.

Na afloop der voordracht drukte de Voorzitter der sectie, Prof. Van 't Hoff zijn leedwezen uit, dat de aanwezige Westinghouserem den tijd niet had laten stilstaan. Dit was inderdaad jammer. Het is eene onverkomelijke moeilijkheid bij alle congressen, waar eene groote menigte onderwerpen aan de orde zijn. Eiken spreker werden slechts 24 minuten toegestaan. Gaarne hadden wij gezien, dat de heer Kapteyn die wet overtreden had.

- * * *

Tot mijn spijt viel de voordracht van den Heer Kapteijn samen met dien van Prof. Dr. P. H. Schoute en ook voor een deel van den heer J. Cardinaal, in de sub-sectie wiskunde. Bij het vernemen van het onderwerp van Prof. Schoute : «de regelmatige lichamen in ruimte met meer dimensies,» zal sommigen mijner lezers zeker eene rilling door 't lichaam gaan. Stel u echter gerust: de heer Schoute is evengoed ingenieur als gij; de meetkunde van het onbestaanbare heeft evenveel recht van bestaan als de stelkunde der imaginairen, waarmede ieder onzer tamelijk goed vertrouwd is. Om het echter niet geheel te verbruien bij de practici zal ik mij bij drie dimensies houden; ik zal

zelfs van de voordracht van den heer J. kardinaal, ai is ny ook ingenieur, niet meer dan de titel vermelden. Hij sprak over de meetkundige constructie van eene kromme van de derde orde en van de cylindroïde. Na eene «inleiding tot de theorie der dubbelperiodische functies» van Prof. Dr. W. Kapteijn, waren de «combinatorische configuraties in het platte vlak» aan de orde. Dr. J. de Vries, die dit onderwerp op bijzonder duidelijke wijze behandelde, is op dit gebied een baanbreker. Gedurende de laatste jaren gingen er weinig semesters voorbij, dat wij niet lazen dat eene verhandeling van Dr. J. de Vries was opgenomen in de werken der Kon. Academie van Wetenschappen. Het betreft hier een zeer speciaal gedeelte der wiskunde, dat wel niet zóó in alle opzichten fin de siècle is als de vierde dimensie, maar dat daarentegen zeer modern mag heeten. De notatie «configuratie» is eerst 10 jaar geleden ingevoerd door Prof. Schroeter te Straatsburg. Sedert dien tijd is er in dezen tak der Nieuwere Meetkunde veel gearbeid, maar ik waag het niet hier ter plaatse in eene verdere ontwikkeling van dit onderwerp te treden.

Namens den oud-hoogleeraar der P. S., Dr. F. J. van den Berg, kwamen de «zelfwederkeerige krommen» aan de orde.

Hiermede was de eerste sectie-vergadering der wiskunstenaren ten einde. De voorzitter, Prof. D. J. Korteweg, kon met voldoening op dezen dag terug zien. Mocht de lezer van oordeel zijn, dat de «wetenschappelijke technicus» niets te maken heeft met de hier opgenoemde onderwerpen, dan strekke tot mijne verontschuldiging, dat 60 °/0 dier onderwerpen door ingenieurs werden voorgedragen. Dit neemt echter niet weg, dat ze zoo abstract mogelijk waren, vandaar dat ik slechts de titels opnoemde.

* * *

De Tweede Congresdag, 4 April 1891-

Lang vroeg ik mij zelf af, wat ik doen zou. "Verleidelijk was het om in de sub-sectie Wiskunde den ingenieur J. C. Kluijver te gaan hooren over «eene toepassing van de homographie in de mechanica». Maar een zeldzame schotel werd terzelfder tijd opgedischt in de physische sectie door Prof. W. Spring uit Luik, die als onderwerp had aangekondigd : «sur 1'évolution de certaines propriétés dans les trois états principaux de la matière». Ik hoorde daarvan zóóveel wonderen, dat ik de wiskunde in den steek liet en opteerde voor Prof. Spring. Het is mij echter niet mogelijk zijne rede weer te geven zonder er veel aan te kort te doen.

Twee druppels water verbinden zich gemakkelijk tot één. Zouden vaste lichamen dit ook doen ? Nemen wij loodpoeder : het blijft loodpoeder al raken twee deeltjes elkaar aan. De inwendige wrijving is bij vloeistoffen klein genoeg om ze te vereenigen zonder veel kracht te overwinnen. Die inwendige wrijving is bij vaste lichamen belangrijk. Zij kan echter overwonnen