DE INGENIEUR.

Orgaan

6e Jaargang. dbr 1891.—

VEREENIGING VAN BURGERLIJKE INGENIEURS.

175

12 20.

WhUM owljfl aai de tBcüniBk n de raomio van Opta Werto ei HljwMl.

Prijs per Jaargang:

Franco per post.

Voor Nederland ƒ 8.—

Voor het Buitenland met vooruitbetaling ... - 10.50 Voor leden der Vereeniging van Burgerlyke Ingenieurs

worden bovenstaande prijzen met ƒ 2.— verminderd. Men abonneert zich voor een jaargang. Over het bedrag der abonnementen in Nederland

wordt halfjaarlijks door de Administratie beschikt. Afzonderlijke nummers 20 cents. — Bewijsnummers

10 cents.

Verschijnt eiken Zaterdag.

Abonnementen, stukken en mededeelingen, boeken brochures, enz. te richten aan de Redactie: Laan van Meerdervoort 7a, te 's-Gravenhage.

Advertentién uiterlijk Vrijdags 12 ure des voormiddags intezenden aan de Administratie: Gebb. Belinfante, voorn.: A. D. Schinkel, Paveljoensgracht No. 19, te 's-Gravenhage.

s-Gravenhage, 16 Mei.

Prijs der Advertentién:

ƒ 0.25

Per regel

Groote letters naar plaatsruimte.

Abonnementen volgens afzonderlijke overeenkomst.

Bij eene eerste plaatsing van annonces voor Aanbestedingen is de prijs per regel ƒ0.15; bij eene tweede en meerdere plaatsing van dezelfde annonce / 0.10,

Bij abonnement op Advertentién wordt het blad gratis toegezonden.

Verantw. waarnd. Redacteur: L. E. Asser, Civ.-Ing., 's-Gravenhage.

INHOUD.

Opleiding en positie der Civiel-ingenieurs. (Slot). — N. H. Henket (1866-1891). — Ingezonden Stukken: Voordracht van den heer O. tos Miller over de Internationale Electrotechnische Tentoonstelling te Frankfort a/M. — Weerkundige waarnemingen. — Rivierberichten. — Binnen en Buitenlandsche Berichten. — Benoemingen en verplaatsingen. — Open Betrekkingen.

Opleiding en positie der Civiel-ingenieurs.

ui.

(Vervolg van blz. 168).

I" 'ïestaat er nu, wat de zuiver technische zijde van het < onderwijs aan de Polytechnische School betreft, zooals > hierboven bleek, alle aanleiding tot waardeering der „ — „ J vele aangebrachte verbeteringen, ten opzichte van het gebied dat ik meer bijzonder op het oog heb, is dit in veel mindere mate het geval en kan dit onder de bestaande wet ook niet anders zijn. Blijkens het programma der lessen aan de Polytechnische School voor 1889—1890 wordt hier aan de civiel-ingenieurs onderwijs gegeven in het administratief recht, en wel lo. aan de civiel-ingenieurs C, voor wie een algemeene cursus van één uur 's weeks bestemd is, gesplitst in: Inleiding, Algemeene beginselen van administratief recht en Administratieve rechtspraak in Nederland; 2o. aan de civiel-ingenieurs C2, die een cursus doorloopen over bijzondere onderwerpen, n.1. Administratief recht met betrekking tot de spoorwegen gedurende 1 uur 's weeks, en Administratief recht met betrekking tot waterstaat en openbare werken, gedurende 1 uur 's weeks voor Kerstmis en gedurende 2 uren 's weeks na Kerstmis.

Zeker valt ook hier belangrijke vooruitgang waar te nemen, waarvoor ook aan den hoogleeraar, met dit onderwijs belast, den lof niet mag worden onthouden, zoowel door meerdere uitvoerigheid en splitsing als door het besteden van meer tijd aan dit onderwijs, dan daaraan vroeger werd gewijd. Het administratief recht zal voorzeker steeds, in de eerste plaats voor de ingenieurs van den waterstaat, doch ook voor den ingenieur in het algemeen eene noodzakelijke bron van kennis blijven.

Eindelijk behooren hier ook nog te worden vermeld de colleges over Staathuishoudkunde en Handelsrecht; van de eerste wordt 1 uur 's weeks gewijd aan de behandeling van: «Eenige hoofdstukken uit de theorie der staathuishoudkunde», en een ander uur aan het: «Hedendaagsch socialisme», terwijl voor het «Handelsrecht» na Kerstmis 1 uur beschikbaar werd gesteld. De kennis dezer vakken werd echter door de wet bij de examens der P. S. niet verplichtend gesteld en de colleges worden dan ook niet zooals die over het Administratief recht voor eene bepaalde categorie van studenten gegeven.

Het onderwijs aan de P. S. zal echter aan eenzijdigheid blijven lijden, zoolang in deze richting niet veel verder wordt gegaan; een cursus over onderwerpen, die het mij voorloopig moge geoorloofd zijn onder den naam van «bedrijfswetenschappen» samen te vatten, met dienovereenkomstige uitbreiding van de examens mag m. i. niet langer ontbreken en behoort aangevuld

te worden door z.g. vrije colleges over eenige wetenschappen, die uitsluitend eene hoogere beschaving van den geest beoogen.

Ik grond die meening op de geheel gewijzigde toestanden in ons openbaar en maatschappelijk leven sedert de invoering deiwet van 1863 ontstaan, waarop ik hierboven reeds de aandacht vestigde en ten gevolge waarvan de Nederlandsche civiel-ingenieur zijne roeping en werkkring minder uitsluitend zooals vroeger bij den aanleg van openbare werken zal moeten vervullen, doch daarvoor tevens vooral ook bij het bedrijf van industrieele ondernemingen plaats zal moeten kunnen vinden.

Juist op dit gebied is het, dat de belangstelling van de maatschappij zich als het ware concentreert en waarop de groote strijd om het bestaan en invloed in de maatschappij, waarop ik hierboven wees, hoofdzakelijk wordt gestreden.

Tot verduidelijking van mijn wensch zij het mij veroorloofd een bijzonder onderwerp ter behandeling te kiezen, dat hoewel volstrekt niet uitsluitend het terrein aanwijzende, waarvan ik ontginning bij het onderwijs aan de P. S. zoude verlangen, toch een zeer belangrijk deel daarvan zal uitmaken en bovendien in vele opzichten als het type eener industrieele onderneming mag beschouwd worden — ik bedoel de spoorwegen.

In 1863 bezaten wij in Nederland slechts nog enkele honderden kilometers, spoorwegen in exploitatie, thans bijna evenveel duizenden, om van de honderden kilometers lokaalspoorwegen en tramwegen niet te spreken, die toen in het geheel nog niet be¬

stonden ; in Indië was toen geen enkele kilometer spoorweg of stoomtramweg gebouwd, thans is het tweede duizendtal kilometer spoorweg daar in aanbouw en beginnen secondair spoorwegen en tramwegen zich te ontwikkelen.

Nadert hier te lande de aanleg der hoofdspoorwegen zijn einde, in Indië is dit nog niet te voorzien, daar zoowel als hier ligt op het gebied der exploitatie thans een ruim veld voor den ingenieur open; wil hij zich hierop echter leeren bewegen en naar de hoogste leiding met succès kunnen mededingen op een gebied, dat zich ver uitstrekt buiten de grenzen der technische exploitatie, dat hij eveneens slechts in de praktijk volkomen kan leeren beheerschen, dan is daartoe wetenschappelijke voorbereiding eveneens onmisbaar.

Trouwens niet eerst bij de exploitatie, doch reeds bij den aanleg, ja bij het traceeren en ontwerpen is die algemeene kennis reeds dikwijls even noodzakelijk.

Kan wat het traceeren betreft, in meer eenvoudige gevallen eene uitgebreide kennis der locale toestanden en van de behoeften van het verkeer voldoende worden geacht, in moeielijker omstandigheden, vooral in bergterrein, wanneer er sprake is van de vergelijking van z. g. alternatief tracé's, staan de eischen van het technische en van het commercieele tracé dikwijls lijnrecht tegenover elkander.

En wanneer de ingenieur dan tevens bij zijn ontwerp eene beschouwing over de vermoedelijke rendabiliteit der onderneming moet leveren, die toch de grondslag is waarvan de particuliere onderneming uitgaat of althans moet uitgaan, dan leert o. a. v. Launhardt:

»Bei Lösung dieser Frage kommt es auf die Feststellung der Bauund Betriebskosten, so wie auf die Abschatzung des zu erwartenden Verkehrs an".

De Vereenigine van Bnreerliike Ingenieurs stelt zien in geenen deele verantwoordelijk mor de denkbeelden in de onderscheidene bijdraien ontwikkeld ol toegelicnt